In deze zaak gaat het om een besluit van 16 augustus 2005 van het college van burgemeester en wethouders van Berkelland, waarbij bestuursdwang is toegepast op een tankstation gelegen op een perceel in Berkelland. De reden voor dit besluit was dat het tankstation niet voldeed aan de eisen van het Besluit Tankstations milieubeheer en dat er sprake was van een overtreding van artikel 8.1 van de wet Milieubeheer. De appellanten, die het tankstation exploiteren, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 20 december 2005. Hierop hebben de appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden hebben aangevuld in januari 2006.
De zaak is behandeld op 14 juni 2006, waarbij de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. S.W. Knoop, advocaat, en ing. L.J. Oude Lenferink, ambtenaar van de gemeente. De appellanten betoogden dat het toepassen van bestuursdwang onredelijk was, omdat zij plannen hadden voor de oprichting van een nieuw, onbemand tankstation. Ze stelden dat zij eind november 2005 een financiële onderbouwing van hun plannen zouden verstrekken, en dat zij, indien dit haalbaar bleek, snel zouden overgaan tot beëindiging van de strijd met de eisen van het Besluit.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat er geen redenen waren om af te zien van handhaving, omdat de appellanten niet konden aantonen dat er binnen afzienbare termijn uitzicht was op legalisatie van de overtredingen. Ook het betoog van de appellanten dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, werd verworpen. De Afdeling oordeelde dat de verweerder niet onterecht bestuursdwang had toegepast, gezien de ernst van de overtredingen en het gevaar voor de volksgezondheid. Uiteindelijk werd het beroep van de appellanten ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.