ECLI:NL:RVS:2006:AX9482

Raad van State

Datum uitspraak
28 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200510544/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Ch.W. Mouton
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang toegepast op tankstation wegens overtreding milieuwetgeving

In deze zaak gaat het om een besluit van 16 augustus 2005 van het college van burgemeester en wethouders van Berkelland, waarbij bestuursdwang is toegepast op een tankstation gelegen op een perceel in Berkelland. De reden voor dit besluit was dat het tankstation niet voldeed aan de eisen van het Besluit Tankstations milieubeheer en dat er sprake was van een overtreding van artikel 8.1 van de wet Milieubeheer. De appellanten, die het tankstation exploiteren, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 20 december 2005. Hierop hebben de appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden hebben aangevuld in januari 2006.

De zaak is behandeld op 14 juni 2006, waarbij de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. S.W. Knoop, advocaat, en ing. L.J. Oude Lenferink, ambtenaar van de gemeente. De appellanten betoogden dat het toepassen van bestuursdwang onredelijk was, omdat zij plannen hadden voor de oprichting van een nieuw, onbemand tankstation. Ze stelden dat zij eind november 2005 een financiële onderbouwing van hun plannen zouden verstrekken, en dat zij, indien dit haalbaar bleek, snel zouden overgaan tot beëindiging van de strijd met de eisen van het Besluit.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat er geen redenen waren om af te zien van handhaving, omdat de appellanten niet konden aantonen dat er binnen afzienbare termijn uitzicht was op legalisatie van de overtredingen. Ook het betoog van de appellanten dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, werd verworpen. De Afdeling oordeelde dat de verweerder niet onterecht bestuursdwang had toegepast, gezien de ernst van de overtredingen en het gevaar voor de volksgezondheid. Uiteindelijk werd het beroep van de appellanten ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200510544/1.
Datum uitspraak: 28 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], gevestigd, dan wel wonende te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Berkelland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 augustus 2005 heeft verweerder besloten bestuursdwang toe te passen terzake van tankstation [appellante], gelegen op het perceel [locatie] te [plaats], wegens het niet voldoen aan de eisen van het Besluit Tankstations milieubeheer en overtreding van artikel 8.1 van de wet Milieubeheer.
Bij besluit, verzonden op 20 december 2005, heeft verweerder het hiertegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 28 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op gelijke datum, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 5 januari 2006.
Bij brief van 7 februari 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. S.W. Knoop, advocaat te Zutphen, en ing. L.J. Oude Lenferink, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Tussen partijen is niet in geschil dat appellanten hebben gehandeld in strijd met de in het besluit van 16 augustus 2005 genoemde voorschriften uit Bijlage I bij het Besluit Tankstations milieubeheer en met artikel 8.1 van de wet Milieubeheer, zodat verweerder bevoegd was handhavend op te treden.
2.2.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3.    Appellanten betogen dat het toepassen van bestuursdwang door verweerder in dit geval onredelijk is, omdat er volgens hen uitzicht is op legalisatie. Zij onderbouwen hun stelling met hun voornemen een geheel nieuw, onbemand tankstation op te richten op de plaats van het huidige  tankstation. Hiertoe hebben zij meermaals toegezegd eind november 2005 een financiële onderbouwing van hun plannen te verstrekken. Indien dat financieel plan haalbaal blijkt te zijn, zullen zij zo snel mogelijk overgaan tot beëindiging van de strijd met de in het Besluit vervatte eisen.
2.4.    De Afdeling heeft overwogen bij uitspraak van 11 december 2002 in zaak no.
200202442/1omtrent het opleggen van een last onder dwangsom aan appellanten wegens het handelen in strijd met het Besluit tankstations milieubeheer, dat er geen redenen zijn om af te zien van handhaving. Hetgeen appellanten in deze procedure hebben aangevoerd over de vestiging van een nieuw tankstation vormt geen reden om aan te nemen dat er thans wel bijzondere omstandigheden zijn om af te zien van handhaving, reeds omdat op geen enkele wijze is geconcretiseerd dat binnen afzienbare termijn een nieuw tankstation kan worden gerealiseerd en er op geen enkele wijze is gebleken van concreet uitzicht op legalisering van de vaststaande overtredingen. Dit betoog faalt.
2.5.      Appellanten betogen dat verweerder het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden en dat hij heeft gehandeld in strijd met het verbod van willekeur. Daartoe voeren zij aan dat verweerder volgens hen in andere gevallen minder strikt handhaaft en verweerder de in deze procedure aangevoerde bezwaren  te snel en onzorgvuldig heeft behandeld. In het bijzonder wijzen zij daarbij op de puinbreekinstallatie van het [grondverzetbedrijf] te [plaats], waar verweerder pas na langdurige overtreding tot handhaving zou zijn overgegaan en zich ook nog zou hebben beperkt tot het opleggen van een last onder dwangsom in plaats van het toepassen van bestuurdwang.
2.5.1.    Verweerder heeft uitvoerig uiteengezet waarom de onderhavige overtreding en de overtreding van het bestemmingsplan in Neede wat soort en ernst van de overtreding betreft niet goed vergelijkbaar zijn. Daarbij heeft hij er onder meer op gewezen dat het onderhavige geval een gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren en dat een eerdere last onder dwangsom niet heeft geleid tot de daarmee beoogde naleving. Bij het grondverzetbedrijf is aanvankelijk een last onder dwangsom opgelegd maar is nadien gedoogd vanwege uitzicht op verplaatsing van dat bedrijf destijds. Nadat niet langer werd gedoogd is wederom een last onder dwangsom opgelegd wegens strijd met het bestemmingsplan, welke last volgens verweerder voor een groot deel is uitgevoerd.
2.5.2.    De Afdeling ziet in hetgeen hierover naar voren is gebracht geen grond voor het oordeel dat verweerder gelijke gevallen ongelijk behandelt  door ten aanzien van het tankstation bestuursdwang toe te passen. Ook  hetgeen naar voren is gebracht over het procedureverloop leidt niet tot het oordeel dat verweerder handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel en/of   het verbod op willekeur. Dit betoog faalt.
2.6.    Het beroep is ongegrond.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Ch.W. Mouton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton    w.g. Stolker
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2006
157.