ECLI:NL:RVS:2006:AX9052

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602236/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A. Kosto
  • J. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Alkmaarsestraat te Den Haag

Op 15 juni 2006 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft het wijzigingsplan 'Alkmaarsestraat 18, 20, 22', dat op 13 december 2005 door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag is vastgesteld. Dit plan voorziet in de wijziging van de bestemming van een manege naar woondoeleinden, met de bouw van zestien eengezinswoningen. De verzoekers, die zich verzetten tegen dit plan, hebben hun bezwaren geuit in verschillende brieven aan de Raad van State, waarin zij onder andere stellen dat er geen behoefte is aan de nieuwe woningen en dat het plan het woon- en leefklimaat ernstig zal aantasten.

De Voorzitter heeft de verzoeken op 2 juni 2006 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting zijn de verzoekers en vertegenwoordigers van de gemeente en de vergunninghoudster verschenen. De Voorzitter heeft overwogen dat de bezwaren van de verzoekers in deze procedure niet aan de orde kunnen komen, omdat het hier niet gaat om de sloopvergunning van de manege. De Voorzitter heeft vastgesteld dat de huidige manegehouder wil stoppen met de exploitatie en dat de manege geen monumentale status heeft. Bovendien is er voldoende behoefte aan de nieuwe woningen, en de Voorzitter achtte het niet aannemelijk dat het woon- en leefklimaat ernstig zou worden aangetast.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter besloten om de verzoeken om een voorlopige voorziening af te wijzen, omdat er geen aanleiding was om het wijzigingsplan tegen te houden. De beslissing is genomen in het openbaar en is vastgesteld door de Voorzitter en een ambtenaar van de Staat.

Uitspraak

200602236/2.
Datum uitspraak: 15 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats],
3.    [verzoekers sub 3], wonend te [woonplaats],
4.    [verzoekers sub 4], wonend te [woonplaats],
5.    [verzoeker sub 5], wonend te [woonplaats],
6.    [verzoeker sub 6, wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag het wijzigingsplan "Alkmaarsestraat 18, 20, 22" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 21 februari 2006, kenmerk DRM/ARB/05/13124A, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers sub 1] bij brief van 22 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 23 maart 2006, [verzoekers sub 2] bij brief van 23 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2006, [verzoekers sub 3] bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2006, [verzoekers sub 4] bij brief van 3 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2006, [verzoeker sub 5] bij brief van 30 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2006, en [verzoeker sub 6] bij brief van 17 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2006, beroep ingesteld. Bij dezelfde brieven als waarmee de beroepen zijn ingesteld hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 2 juni 2006, waar [verzoekers sub 1], [verzoeker sub 6], [een der verzoekers sub 4], [verzoeker sub 5], en verweerder, vertegenwoordigd door M. Piccardt, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn daar gehoord [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, [partij], bijgestaan door mr. A. van der Leest, en het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. drs. L.C. van Enkhuijzen, ambtenaar van de gemeente. [verzoekers sub 3], [een der verzoekers sub 4], [verzoekers sub 2] zijn niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het wijzigingsplan voorziet ter hoogte van de Alkmaarsestraat 18, 20 en 22 in de wijziging van de bestemming "Manege" in de bestemming "Woondoeleinden (W)" ten behoeve van de bouw van zestien eengezinswoningen. Op deze plaats staat thans een manege.
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan en beogen met hun verzoeken onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Daartoe voeren zij onder meer aan dat er geen behoefte bestaat aan de voorziene woningen, dat deze niet in de omgeving passen en het woon- en leefklimaat ter plaatse ernstig zullen aantasten. Voorts voeren zij aan dat als gevolg van het plan een monumentale manege verloren zal gaan, die naar hun mening zonder overlast en rendabel kan worden geëxploiteerd. Zij wensen handhaving van de manege.
2.4.    Verweerder heeft het wijzigingsplan goedgekeurd. Hij stelt dat aan de in het bestemmingsplan vervatte wijzigingsvoorwaarden is voldaan en dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of het recht.
2.5.    Ingevolge artikel 14, derde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Scheveningen-Badplaats, 2e herziening Badplaats Noord" zijn burgemeester en wethouders bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de bestemming "Manege" te wijzigen in "Woondoeleinden (W)". De bepalingen van artikel 8 zijn hierop van toepassing met dien verstande dat:
a. de hoogte niet meer mag zijn dan de maximaal toegestane hoogte van de aangrenzende bebouwing;
b. de bebouwingsstructuur van het aangrenzende gebied wordt aangehouden;
c. hotels/pensions niet zijn toegestaan.
2.6.    De Voorzitter overweegt dat de bezwaren van verzoekers ten aanzien van de sloop van de manege in deze procedure in beginsel niet aan de orde kunnen komen, aangezien deze procedure geen betrekking heeft op de sloopvergunning.
De Voorzitter is niet gebleken dat verweerder aan het belang van het behoud van de manege zodanig gewicht had dienen toe te kennen dat van de wijzigingsbevoegdheid geen gebruik had mogen worden gemaakt. Hierbij acht de Voorzitter van belang dat de huidige manegehouder wenst te stoppen met de exploitatie van de manege en dat de manege, anders dan verzoekers betogen, geen deel uitmaakt van een beschermd dorps- of stadsgezicht ofwel een monumentale status heeft. Dat de bestaande manege volgens verzoekers ter plaatse rendabel en zonder overlast kan worden geëxploiteerd maakt het vorenstaande niet anders. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het voorlopig oordeel van de Voorzitter voldoende gebleken dat de behoefte aan de voorziene woningen aanwezig is en dat het plan uitvoerbaar is. Ten aanzien van het bezwaar dat deze woningen het woon- en leefklimaat ernstig zullen aantasten overweegt de Voorzitter op voorhand dat hij een dergelijke aantasting niet aannemelijk acht. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de woningen wat bouwhoogte en bebouwingsstructuur betreft aansluiten bij de in de omgeving aanwezige bebouwing en dat het plan voldoet aan de voormelde wijzigingsvoorwaarden.
2.7.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken dienen te worden afgewezen.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto    w.g. Verbeek
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2006
388-459.