ECLI:NL:RVS:2006:AX9015

Raad van State

Datum uitspraak
12 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603451/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere geluidgrenswaarden vastgesteld ten behoeve van bestemmingsplan Tiel West Rio-Vahstal

In deze zaak heeft de Raad van State op 12 juni 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van VABEOG Amersfoort B.V. tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland, dat op 27 april 2006 hogere geluidgrenswaarden heeft vastgesteld voor het ontwerp-bestemmingsplan "Tiel West Rio-Vahstal". Verzoekster, eigenaresse van een deel van het terrein, verzet zich tegen de vaststelling van deze hogere geluidgrenswaarden, omdat zij vreest dat dit de beslissing op haar bouwaanvragen zal frustreren. Ze heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 30 mei 2006 is het verzoek behandeld. Verzoekster was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J. Witvoet, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Tiel werd vertegenwoordigd door mr. G.J. de Vaal. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat het college van gedeputeerde staten in het bestreden besluit heeft overwogen dat verzoekster geen belanghebbende is, wat verzoekster betwist. De Voorzitter heeft echter geen aanleiding gezien om het besluit te schorsen, maar heeft wel inhoudelijk op de overige gronden van het verzoek ingegaan.

De Voorzitter concludeert dat de gebreken in het besluit, zoals de onjuiste vermelding van verzoekster als omwonende, eenvoudig hersteld kunnen worden in de beslissing op bezwaar. Gezien de omstandigheden en de argumenten van verzoekster, heeft de Voorzitter besloten het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200603451/1.
Datum uitspraak: 12 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"VABEOG Amersfoort B.V.", gevestigd te Amersfoort,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2006 heeft verweerder hogere geluidgrenswaarden vastgesteld als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder ten behoeve van het ontwerp-bestemmingsplan "Tiel West Rio-Vahstal" (herziening).
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 8 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 mei 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J. Witvoet, advocaat te De Bilt, is verschenen. Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Tiel, vertegenwoordigd door mr. G.J. de Vaal, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    De hogere geluidgrenswaarden zijn vastgesteld om - kort gezegd - in het bestemmingsplan "Tiel West Rio-Vahstal" de bestemming "woningen" te kunnen realiseren.
2.2.    Verzoekster, eigenaresse van een deel van dat terrein, verzet zich tegen die bestemming en daarom ook tegen de daarmee verbandhoudende vaststelling van de hogere geluidgrenswaarden. Zij vraagt schorsing van het bestreden besluit omdat daarmee volgens haar wordt vooruitgelopen op het bestemmingsplan en daardoor de beslissing op haar bouwaanvragen verder zal worden gefrustreerd. Tegen het besluit voert zij aan - kort gezegd - dat verweerder ten onrechte niet, dan wel onvoldoende, is ingegaan op haar opmerkingen als bedoeld in artikel 13 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, die zij heeft gemaakt ten aanzien van het ontwerp van het verzoek van het college van burgemeester en wethouder van Tiel, waarin is verzocht om vaststelling van hogere geluidgrenswaarden. Verder stelt zij dat in het besluit ten onrechte is overwogen dat zij omwonende is en geen belanghebbende is bij het besluit.
2.3.    De Voorzitter stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit in een aanvullende opmerking heeft overwogen dat verzoekster op grond van bestaande jurisprudentie geen belanghebbende is. Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar van verzoekster zal verweerder definitief moeten oordelen over de vraag of verzoekster als eigenaresse van een deel van het terrein belanghebbende is bij het besluit tot vaststelling van hogere geluidgrenswaarden. De Voorzitter ziet op zichzelf geen aanleiding om het besluit te schorsen in afwachting van de beslissing op bezwaar op dit punt.  Omdat het op voorhand echter niet geheel is uit te sluiten dat verzoekster belanghebbende is bij dat besluit, zal de Voorzitter hieronder inhoudelijk op de overige gronden van het verzoek ingaan.
De Voorzitter stelt vast dat in het bestreden besluit uitdrukkelijk is vermeld dat verweerder heeft ingestemd met de reactie van het college van burgemeester en wethouders van Tiel op de opmerkingen van verzoekster tegen het ontwerp-verzoek. Weliswaar blijkt uit het besluit zelf niet wat die reactie is, doch op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting gaat de Voorzitter er vanuit dat verweerder die opmerkingen wel inhoudelijk heeft beoordeeld. Verder komt het de Voorzitter met het college van burgemeester en wethouders van Tiel voor dat de vermelding in het besluit dat verzoekster omwonende is een kennelijke verschrijving betreft en dat kennelijk is bedoeld dat verzoekster geen omwonende is. Deze gebreken kunnen in de beslissing op bezwaar zonodig eenvoudig worden hersteld. De Voorzitter ziet daarin dan ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter ziet verder in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd over het verband tussen deze en andere procedures omtrent het betrokken terrein geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het besluit tot vaststelling van hogere geluidgrenswaarden.
2.4.    Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Stolker
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2006
157.