ECLI:NL:RVS:2006:AX8520

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200601337/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan werkgever op grond van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had op 23 december 2005 de bestuurlijke boete die aan een werkgever was opgelegd op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) vernietigd. De Staatssecretaris had op 26 mei 2005 een boete opgelegd aan de werkgever, maar de rechtbank oordeelde dat deze boete in strijd was met het legaliteitsbeginsel, omdat de Wav niet expliciet de hoogte van de boete voor een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid vaststelde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 14 juni 2006 behandeld. De staatssecretaris voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de maximale boete voor een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid niet was vastgelegd in de wet. De Afdeling oordeelde dat de klacht van de staatssecretaris gegrond was en dat de rechtbank de uitspraak diende te vernietigen. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank ook de proceskosten zou beoordelen.

De uitspraak benadrukt het belang van het legaliteitsbeginsel in het bestuursrecht en de noodzaak voor duidelijke wetgeving omtrent boetes voor rechtspersonen. De beslissing van de Raad van State heeft implicaties voor de handhaving van de Wav en de wijze waarop boetes worden opgelegd aan werkgevers die zich niet aan de wet houden.

Uitspraak

200601337/1.
Datum uitspraak: 14 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/5952 van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 december 2005 in het geding tussen:
[werkgever], gevestigd te [plaats]
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2005 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de staatssecretaris) aan de [werkgever] een bestuurlijke boete op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav) opgelegd.
Bij besluit van 12 juli 2005 heeft de staatssecretaris het daartegen door de werkgever gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2005, verzonden op 3 januari 2006, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door de werkgever ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het besluit van 26 mei 2005 herroepen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 februari 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 16 maart 2006 heeft de werkgever van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2006, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.J.H. Grandiek, ambtenaar bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en de werkgever, vertegenwoordigd door mr. L. van Dijk, advocaat te 's-Gravenhage, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 18a, eerste lid, van de Wav kunnen beboetbare feiten worden begaan door (…) rechtspersonen.
Ingevolge artikel 18a, derde lid, voor zover thans van belang, wordt voor de toepassing van het eerste lid met een rechtspersoon gelijk gesteld:
1˚. de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid; (…).
Ingevolge artikel 19d, eerste lid, is de hoogte van de boete, die voor een beboetbaar feit kan worden opgelegd, indien begaan door:
a.   een natuurlijk persoon, gelijk aan de geldsom van ten hoogste € 11.250;
b.   een rechtspersoon, gelijk aan de geldsom van ten hoogste € 45.000.
2.2.    De rechtbank heeft, samengevat weergegeven, overwogen dat de staatssecretaris de boete in strijd met het legaliteitsbeginsel heeft opgelegd, aangezien in artikel 19d van de Wav niet is bepaald welke boete voor een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid ten hoogste mogelijk is.
2.3.    De staatssecretaris klaagt dat de rechtbank door aldus te overwegen heeft miskend dat de maximale boete die ingevolge artikel 19d, eerste lid, van de Wav aan een rechtspersoon bij het begaan van een beboetbaar feit kan worden opgelegd tevens voor de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid geldt.
2.3.1.    Het aldus aangevoerde betreft een rechtsvraag die de Afdeling heden (uitspraak in zaak no.
200510578/1, ter voorlichting van partijen aangehecht) heeft beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak vloeit voort dat deze klacht tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leidt.
2.4.    Het hoger beroep is reeds gelet hierop gegrond. Hetgeen de staatssecretaris overigens heeft aangevoerd behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.5.    De Afdeling zal de beslissing omtrent de proceskosten in hoger beroep reserveren tot de einduitspraak van de rechtbank die ook over deze proceskosten zal dienen te oordelen.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 december 2005 in zaak no. AWB 05/5952;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV.    stelt de bij [werkgever] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen kosten vast op € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk    w.g. Beerse
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2006
382-485.