200506772/1.
Datum uitspraak: 14 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging "Singelpingel" en de vereniging "De Miefabriek",
beide gevestigd te Den Haag,
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/4829 van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 juni 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Bij besluiten van 18 juni 1998 en 30 juni 1998 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) aan de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Den Haag sloopvergunningen verleend voor het slopen van de woningen en de bedrijfsruimten aan de Houtzagerssingel 42 tot en met 48 te Den Haag.
Bij afzonderlijke besluiten van 18 juni 1999 heeft het college het daartegen gemaakte door de vereniging "Singelpingel" gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het daartegen door de vereniging "De Miefabriek" gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 februari 2001 heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door appellanten tegen die besluiten ingestelde beroep gegrond verklaard, deze besluiten vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Bij besluit van 27 augustus 2001 heeft het college de door appellanten tegen de besluiten van 18 juni 1998 en 30 juni 1998 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 februari 2003 heeft de rechtbank het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 februari 2004, in zaak no.
200302132/1, heeft de Afdeling het daartegen door appellanten ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank van 17 februari 2003 vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 27 augustus 2001 vernietigd.
Bij besluit van 1 oktober 2004 heeft het college het door de vereniging "Singelpingel" en de vereniging "De Miefabriek" gemaakte bezwaar wederom ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juni 2005, verzonden op 22 juni 2005, heeft de rechtbank het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 1 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 augustus 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 31 augustus 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 september 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 mei 2006, waar appellanten, vertegenwoordigd door [voorzitter], en het college, vertegenwoordigd door mr. A.M. Bos, ing. F.B. Dede, W.J.M. Heijne en ir. M.B.J. van Loon, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Woningbeheer N.V., vertegenwoordigd door ing. V.C. Wetering, als partij verschenen.
2.1. Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid geen sloopvergunningen kon verlenen, nu onvoldoende zekerheid bestaat of bouwvergunning kan worden verleend voor het oprichten van zogeheten werkwoningen in de plaats van de te slopen bouwwerken en renovatie van die bouwwerken haalbaar en wenselijk is.
2.1.1. Bij besluit van 11 november 1999 is bouwvergunning verleend voor de bouw van vier zogenoemde werkwoningen op de plaats van de te slopen woningen en de bedrijfsruimten aan de Houtzagerssingel 42 tot en met 48. Bij uitspraak van heden, in zaak no.
200506778/1, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Den Haag, strekkende tot ongegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 1 oktober 2004, waarbij het bezwaar tegen het besluit van 11 november 1999 ongegrond is verklaard, bevestigd. Gelet op deze uitspraak heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat van de door appellanten gestelde onzekerheid geen sprake is. In de overigens door appellanten gestelde omstandigheden heeft de rechtbank terecht evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het college de sloopvergunningen had behoren te weigeren.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Van Heusden
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2006