ECLI:NL:RVS:2006:AX8500
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- D. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning voor opfokzeugen- en opfokhennenbedrijf
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een vergunning die op 21 februari 2006 is verleend aan de vergunninghoudster voor een opfokzeugen- en opfokhennenbedrijf. De vergunning is verleend op basis van artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer en is op 1 maart 2006 ter inzage gelegd. Verzoekers hebben op 10 april 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit en hebben tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 29 mei 2006 ter zitting behandeld, waarbij zowel verzoekers als verweerder aanwezig waren. De Voorzitter heeft vastgesteld dat het verzoek van verzoekers voor zover het betreft vliegenoverlast is ingetrokken, waardoor het verzoek zich enkel richt op stankhinder.
Verzoekers stellen dat de vergunning leidt tot ontoelaatbare stankhinder, terwijl verweerder van mening is dat de vergunningverlening op basis van de Wet stankemissie mogelijk is. De Voorzitter overweegt dat de vraag of er reeds nu maatregelen ter beperking van de stankhinder nodig zijn, nader onderzoek vereist. Gezien de betrokken belangen en het feit dat de situatie al lang bestaat, ziet de Voorzitter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen. De beslissing is genomen door de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mr. K. Brink, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2006.