ECLI:NL:RVS:2006:AX7033

Raad van State

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200508144/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • R.H. Lauwaars
  • H.G. Lubberdink
  • M.H. Broodman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergunning voor kansspel in loterijvorm door de Minister van Justitie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergunning voor het organiseren van een kansspel in loterijvorm, het Korpa Kaartspel. De aanvraag werd op 10 februari 2004 door de Minister van Justitie afgewezen. De minister stelde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een verlening van de vergunning rechtvaardigden. De rechtbank Middelburg verklaarde het beroep van de appellant ongegrond op 16 augustus 2005. Appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij hij stelde dat het kansspelaanbod sinds de eerdere afwijzing was uitgebreid en dat hij recht had op de gevraagde vergunning.

De Raad van State heeft de zaak op 13 maart 2006 behandeld. De minister had eerder soortgelijke aanvragen afgewezen, maar de appellant betoogde dat er sindsdien wijzigingen waren toegestaan in bestaande vergunningen, waardoor nieuwe kansspelen waren geïntroduceerd en het aantal trekkingen was uitgebreid. De Raad van State oordeelde dat de minister ten onrechte de aanvraag had afgewezen zonder rekening te houden met deze ontwikkelingen.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de minister een nieuw besluit moest nemen, waarbij hij de nieuwe feiten en omstandigheden in acht moest nemen. Tevens werd de minister gelast om het griffierecht aan de appellant te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 juni 2006.

Uitspraak

200508144/1.
Datum uitspraak: 7 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. Awb 04/735 van de rechtbank Middelburg van 16 augustus 2005 in het geding tussen:
appellant
en
de Minister van Justitie.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2004 heeft de Minister van Justitie (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om verlening van een vergunning voor het organiseren van een kansspel in loterijvorm, het zogeheten Korpa Kaartspel, voor onbepaalde duur en met een landelijk bereik, afgewezen.
Bij besluit van 6 september 2004 heeft de minister het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 augustus 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 17 oktober 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 18 november 2005 heeft de minister van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2006, waar appellant in persoon en de minister, vertegenwoordigd door mr. C.G. Zandee en mr. P.A. de Jong, beiden werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Een eerder door appellant ingediende, soortgelijke aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen. Die afwijzing is in rechte onaantastbaar. Appellant heeft aan de thans afgewezen aanvraag ten grondslag gelegd dat het kansspelaanbod sindsdien zodanig is uitgebreid, dat hij aanspraak heeft op verlening van de gevraagde vergunning.
2.2.    De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, omdat sinds de eerdere afwijzing geen uitbreiding van het kansspelaanbod heeft plaatsgevonden, maar slechts binnen de kaders van bestaande vergunningen andere kansspelen zijn aangeboden.
2.3.    De rechtbank heeft overwogen dat de minister zich terecht op dat standpunt heeft gesteld, zodat de minister de aanvraag onder enkele verwijzing naar de eerdere afwijzing mocht afwijzen.
2.4.    Appellant bestrijdt dat oordeel met succes. Niet in geschil is dat de minister sinds de eerdere afwijzing wijzigingen heeft toegestaan in verleende vergunningen, waardoor onder meer nieuwe kansspelen zijn geïntroduceerd, het aantal trekkingen van bestaande loterijen is uitgebreid, dan wel het toegestane omzetbedrag is verhoogd. Onder die omstandigheden heeft de minister de aanvraag ten onrechte afgewezen met enkele verwijzing naar de eerdere afwijzing.
2.5.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van de minister alsnog gegrond verklaren en het besluit van 6 september 2004 vernietigen wegens schending van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De minister dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.6.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 16 augustus 2005, Awb 04/735;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van de Minister van Justitie van 6 september 2004, L.O. 920/0021/04-52312;
V.    gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 345,00 (zegge: driehonderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. R.H. Lauwaars en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Broodman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2006
306-497.