ECLI:NL:RVS:2006:AX6331

Raad van State

Datum uitspraak
24 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200601588/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan "Kom Kruisland" in verband met bedrijfsvoering verzoekster

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 mei 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Kom Kruisland" dat door de gemeenteraad van Steenbergen was vastgesteld. Verzoekster, een constructiebedrijf voor landbouwmachines, heeft bezwaar gemaakt tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, omdat zij vreest dat de nieuwe woonbestemmingen in de nabijheid van haar bedrijf haar bedrijfsvoering negatief zullen beïnvloeden.

Het proces begon met een besluit van de gemeenteraad van Steenbergen op 27 november 2003, gevolgd door een goedkeuringsbesluit van de provincie op 13 juli 2004. Dit laatste besluit werd gedeeltelijk vernietigd door de Afdeling op 3 augustus 2005. De Voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 8 mei 2006, waarbij zowel verzoekster als verweerder aanwezig waren. De gemeenteraad was echter niet verschenen.

De Voorzitter oordeelde dat de goedkeuring van de bestemmingen "Woondoeleinden (W)", "Erven (E)", "Tuinen (T)" en "Verkeersdoeleinden (V)" binnen een afstand van 100 meter van het bedrijf van verzoekster niet voldoende gemotiveerd was. Hij stelde vast dat er onvoldoende rekening was gehouden met de specifieke omstandigheden van verzoekster en dat nader onderzoek noodzakelijk was. Daarom werd besloten om het goedkeuringsbesluit van 20 december 2005 te schorsen, om onomkeerbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van verzoekster te voorkomen. Tevens werd de provincie Noord-Brabant veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster.

Uitspraak

200601588/2.
Datum uitspraak: 24 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2003 heeft de gemeenteraad van Steenbergen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2003, het bestemmingsplan "Kom Kruisland" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 juli 2004, no. 962722, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
De Afdeling heeft het besluit van 13 juli 2004 bij uitspraak van 3 augustus 2005, no.
200407588/1, gedeeltelijk vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 20 december 2005, no. 962722, voor zover nodig opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 27 februari 2006, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 27 februari 2006, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 mei 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, en [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door drs. B.C. Coolen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. De gemeenteraad is niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden (W)" met de aanduiding "vrijstaand (v)", de plandelen met de bestemming "Erven (E)", de plandelen met de bestemming "Tuinen (T)", en het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden (V)", voor zover gelegen binnen een afstand van 100 meter van haar constructiebedrijf van landbouwmachines aan de [locatie] te [plaats]. Zij vreest hierdoor in haar bedrijfsvoering te worden beperkt.
2.3.    Met het plan wordt beoogd op gronden ten noorden van het perceel van verzoekster een uitbreiding van de woonwijk Den Darink mogelijk te maken. Hiertoe is aan deze gronden de bestemming "Woondoeleinden (W)", met de aanduiding "vrijstaand", dan wel de bestemmingen "Erven (E)", "Tuinen (T)" of "Verkeersdoeleinden (V)" toegekend. Bij besluit van 13 juli 2004 heeft verweerder goedkeuring onthouden aan de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden (W)", met de aanduiding "vrijstaand", en de bestemmingen "Erven (E)", "Tuinen (T)" en "Verkeersdoeleinden (V)", voor zover gelegen binnen een afstand van 100 meter van het constructiebedrijf van verzoekster. Bij uitspraak van 3 augustus 2005, no.
200407588/1, heeft de Afdeling het besluit op dit punt vernietigd. Daartoe heeft de Afdeling het volgende overwogen:
"2.4.6. Wat betreft de onthouding van goedkeuring aan de plandelen voor gronden binnen een afstand van 100 meter van het constructiebedrijf stelt appellant terecht dat de Brochure aangeeft dat voor een bestaand bedrijf dat met een specifieke bestemming in het plan is opgenomen de vergunde milieusituatie uitgangspunt voor de aan te houden afstand tot woonbebouwing dient te zijn en niet de in de Brochure genoemde richtafstand. Verweerder heeft bij zijn bestreden besluit niet gemotiveerd waarom hij niet de 45 dB(A)-contour van het ter plaatse aanwezige constructiebedrijf, zoals opgenomen in de bij het plan behorende bijlage 15, tot uitgangspunt heeft genomen.
Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering.
Het beroep van het college van burgemeester en wethouders is in zoverre gegrond, zodat het bestreden besluit voor zover verweerder daarbij goedkeuring heeft onthouden aan de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden" met de nadere aanwijzing "vrijstaand", en met de bestemmingen "Erven", "Tuinen" en "Verkeersdoeleinden" voor zover gelegen binnen een afstand van 100 meter van het constructiebedrijf, wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd."
Bij het bestreden besluit heeft verweerder alsnog goedkeuring verleend aan de hiervoor genoemde plandelen, voor zover gelegen buiten de 45 dB(A)-contour van het bedrijf van verzoekster.
2.4.    Verweerder heeft terecht geconstateerd dat, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 3 augustus 2005, inachtneming van de VNG-brochure er in het onderhavige geval toe leidt dat de 45 dB(A)-contour van het bedrijf van verzoekster uitgangspunt voor de beoordeling dient te zijn. Dit laat echter onverlet dat verweerder dient te bezien of er bijzondere omstandigheden zijn, waaronder concrete uitbreidingswensen van verzoekster, op grond waarvan een grotere afstand aangehouden dient te worden. De Voorzitter is er niet van overtuigd dat verweerder hiervan voldoende blijk heeft gegeven. De enkele navraag bij het gemeentebestuur of er zich concrete initiatieven dan wel ontwikkelingen hebben voorgedaan bij het bedrijf van verzoekster, zoals verweerder blijkens het bestreden besluit heeft gedaan, acht hij onvoldoende. Ter zitting heeft verweerder ter nadere onderbouwing van zijn standpunt aangegeven dat uitbreiding van het bedrijf van verzoekster feitelijk niet mogelijk is, omdat bestaande gevoelige functies in de omgeving van het bedrijf daaraan reeds in de weg staan. Verzoekster heeft dit bestreden. Ter zitting was de gemeenteraad niet aanwezig, die meer duidelijkheid over de plaatselijke situatie had kunnen geven.
De behandeling ter zitting heeft aldus niet de gewenste duidelijkheid gebracht welke gevolgen met het toestaan van de woonwijk binnen een afstand van 100 meter van het bedrijf van verzoekster worden opgeroepen in de bedrijfsvoering van verzoekster. Gezien het voorgaande is nader onderzoek aangewezen, waarvoor de bodemprocedure zich meer leent dan de thans aan de orde zijnde procedure.
2.5.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare ontwikkelingen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 20 december 2005, no. 962722, voor zover het betreft de goedkeuring van de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden (W)" met de aanduiding "vrijstaand (v)", de plandelen met de bestemming "Erven (E)", de plandelen met de bestemming "Tuinen (T)", en het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden (V)", voor zover nader aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1;
II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 669,17 (zegge: zeshonderdnegenenzestig euro en zeventien cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door provincie Noord-Brabant aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat provincie Noord-Brabant aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Broekman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2006
12-466.
plankaart