200505789/1.
Datum uitspraak: 17 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Heumen,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1696 van de rechtbank Arnhem van 24 mei 2005 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats].
Bij besluit van 27 juli 2002 heeft appellant (hierna: het college) aan [wederpartij] bouwvergunning onder voorwaarden verleend voor de herbouw van een opstal (schuur) op het perceel kadastraal bekend gemeente Overasselt, sectie […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 17 juni 2004 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 6 september 2004 heeft het college een aan de bouwvergunning verbonden voorwaarde laten vervallen.
Bij uitspraak van 24 mei 2005, verzonden op 6 juni 2005, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het tegen het besluit van 17 juni 2004 door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 27 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 4 juli 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 26 augustus 2005 heeft [wederpartij] een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2006, waar het college, vertegenwoordigd door M.P. Koeneman-Broersen en ir. R.E.M.M. Bolmers, ambtenaren van de gemeente, en [wederpartij] in persoon, bijgestaan door ing. H.B.J. Berntzen, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.
2.1. Anders dan het college meent heeft de rechtbank niet het primaire besluit van 27 juli 2002 vernietigd maar uitsluitend het besluit van 17 juni 2004.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 9 november 2005 in zaak no.
200502934/1acht de Afdeling het feit dat de rechtbank het college heeft veroordeeld in de proceskosten onvoldoende grond om procesbelang aan te nemen bij het instellen van het hoger beroep. Nu ter zitting is bevestigd dat het college uitsluiten om die reden hoger beroep heeft ingesteld, is het hoger beroep niet-ontvankelijk.
2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heumen tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Heumen aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Willems
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2006