ECLI:NL:RVS:2006:AX2098

Raad van State

Datum uitspraak
11 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200601875/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hauwert - Robacher's watermolen 2005 en verzoek om voorlopige voorziening

Op 11 juli 2005 heeft de gemeenteraad van Noorder-Koggenland het bestemmingsplan "Hauwert - Robacher's watermolen 2005" vastgesteld. Dit besluit werd goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland op 17 januari 2006. Tegen dit besluit hebben verzoekers, waaronder de stichting "Behoud karakter Hauwert", beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 9 maart 2006 hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening, die op 25 april 2006 ter zitting werd behandeld. De verzoekers stelden dat het plan in strijd is met eerdere bestemmingsplannen en dat het de uitbreiding van een horecaonderneming in een klein dorp mogelijk maakt, wat zou leiden tot overlast en andere negatieve gevolgen.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn oordeel aangegeven dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. Hij heeft overwogen dat de verzoekers onvoldoende spoedeisend belang hebben aangetoond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft vastgesteld dat het plan voorziet in de uitbreiding van een restaurant en de aanleg van een parkeerterrein, maar dat dit niet leidt tot een significante toename van overlast voor omwonenden. De argumenten van de verzoekers, waaronder bezwaren tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan, zijn niet overtuigend genoeg bevonden om het verzoek te honoreren.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om schorsing van het besluit afgewezen, met de overweging dat de gemeenteraad geen functiewijziging beoogde en dat de bestaande situatie niet wezenlijk zou veranderen. De beslissing werd op 11 mei 2006 openbaar uitgesproken, waarbij de Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200601875/2.
Datum uitspraak: 11 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting "Behoud karakter Hauwert", gevestigd te Hauwert, gemeente Noorder-Koggenland, en anderen,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2005 heeft de gemeenteraad van Noorder-Koggenland het bestemmingsplan "Hauwert - Robacher's watermolen 2005" vastgesteld.
Bij besluit van 17 januari 2006, kenmerk, 2005-36855, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 9 maart 2006, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 april 2006.
Bij brief van 9 maart 2006, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 april 2006, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. L.C. van Elewoud, advocaat te Breda, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.A. Textor, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Noorder-Koggenland, vertegenwoordigd door P. Reijenen en S. Zuurbier, ambtenaren van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in de uitbreiding van het restaurant Robacher's Watermolen (hierna: het bedrijf), gevestigd op de percelen Hauwert 108-110 en 112, met bebouwing en een parkeerplaats. Tevens wordt het gebruik van het restaurant opnieuw planologisch geregeld. Verder voorziet het plan in een woonbestemming voor de voormalige boerderij op het perceel Hauwert 114.
2.3.    Verzoekers stellen een spoedeisend belang te hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening. Volgens hen heeft verweerder ten onrechte goedkeuring verleend aan het plandeel met de bestemmingen "Restaurant c.a.", "Groenvoorzieningen", "Parkeerterrein" en "Doeleinden van verkeer en verblijf". Daartoe hebben zij in beroep onder meer gesteld dat het plan haaks staat op de uitgangspunten van het vorige plan dat ten doel had, gezien de bestaande overlast, uitbreiding van het bedrijf te voorkomen. Ook is het plan volgens hen in strijd met de uitgangspunten zoals vastgesteld ten behoeve van het onderhavige plan. Voorts hebben zij aangevoerd dat een grootschalige horecaonderneming niet past in het kleine karakteristieke dorp Hauwert en dat het plan ten onrechte voorziet in een functiewijziging die het gebruik als partycentrum mogelijk maakt. Verzoekers betogen verder dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan hun bezwaren ten aanzien van de stolpboerderijen, de hoogte van de bebouwing, de sloten en de grondwallen, dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de economische uitvoerbaarheid van het plan, geluidsoverlast, parkeergelegenheid en bezoekerscapaciteit, archeologische en ecologische aspecten en dat de luchtkwaliteit van het gebied onvoldoende bij de besluitvorming is betrokken. Ten slotte stellen verzoekers dat niet is gebleken dat hun belangen afdoende zijn meegewogen. Verzoekers verzoeken schorsing van het bestreden besluit in zoverre teneinde onomkeerbare situaties te voorkomen.
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien het plandeel in strijd met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht te achten en heeft het goedgekeurd.
2.5.    Ingevolge artikel 1, onder 25, van de planvoorschriften wordt onder een horecabedrijf en/of instelling verstaan een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een prostitutie- of escortbedrijf.
Ingevolge artikel 1, onder 26, van de planvoorschriften wordt onder een restaurant verstaan een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden.
Ingevolge artikel 3, onder 1, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de gronden met de bestemming"Restaurant c.a." bestemd voor gebouwen ten behoeve van een restaurant en logies met de daarbij behorende voorzieningen, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "logies toegestaan".
Ingevolge het vijfde lid, en onder e, van dit artikel wordt tot een gebruik strijdig met deze bestemming in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen voor een restaurant, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "logies toegestaan".
2.5.1.    De gronden waarop het restaurant is gevestigd hebben onder het vorige bestemmingsplan "Bestemmingsplan Hauwert 1994" de bestemming "Horecadoeleinden".
Ingevolge artikel 4, onder A en onder 1, van de planvoorschriften van dit bestemmingsplan zijn de gronden met de bestemming "Horecadoeleinden" bestemd voor gebouwen ten behoeve van horecabedrijven, niet zijnde bars en bar-/dancings.
Ingevolge artikel 1, onder 20, van de planvoorschriften bij dit plan wordt onder een horecabedrijf en/of instelling verstaan een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.
2.6.    Voor zover verzoekers hebben aangevoerd dat het plan ten onrechte de aanleg van grondwallen mogelijk maakt, overweegt de Voorzitter als volgt. Ter zitting heeft verweerder onweersproken gesteld dat op grond van het oude plan de aanleg van grondwallen is toegestaan zonder aanlegvergunning. Voorts is gebleken dat met de aanleg van grondwallen reeds is aangevangen. Ook bij schorsing van het thans bestreden besluit kunnen de werkzaamheden, gelet op hetgeen onder het oude plan is toegestaan, worden voortgezet. In zoverre bestaat in de bestemmingsplanprocedure dan ook geen spoedeisend belang dat noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Ook wat betreft het bezwaar van appellanten, dat sprake is van een functiewijziging van het gebruik als restaurant door de aanvulling in de begripsomschrijving van horecabedrijf en/of instelling met de zinsnede "één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie", is niet gebleken dat de behandeling in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat daardoor onomkeerbare gevolgen kunnen optreden. Daarbij acht de Voorzitter van belang dat de gemeenteraad ter zitting heeft verklaard dat met het plan geen functiewijziging is beoogd en ook overigens niet is gebleken dat, gelet op het reeds bestaande gebruik, het plan tot onevenredige overlast voor omwonenden zal leiden.
Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter in hetgeen door verzoekers in zoverre is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat voor onomkeerbare gevolgen moet worden gevreesd. Mitsdien bestaat in zoverre geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7.    Verweerder heeft ter zitting benadrukt dat met de aanleg van het parkeerterrein de hinder en overlast die voor omwonenden ontstaat door het parkeren langs de openbare weg, zal afnemen. Hierdoor zal volgens hem een verbetering van de situatie in het plangebied ontstaan, die bovendien een bijdrage zal leveren aan de verkeersveiligheid. Verzoekers hebben de juistheid van dit standpunt van verweerder niet, dan wel onvoldoende, weersproken.
Voorts is uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren gekomen dat de uitbreiding waarin het plan voorziet met name betreft bebouwing ten behoeve van logies en de aanleg van een parkeerterrein. Nu het plan het gebruik als restaurant van de gronden met de aanduiding "logies toegestaan" niet toelaat en de Voorzitter ook overigens uit de stukken noch het verhandelde ter zitting heeft kunnen afleiden dat het plan voorziet in vergroting van de bestaande restaurantcapaciteit, is voorshands niet gebleken dat het plan voorziet in een uitbreiding van het restaurant. Toename van overlast vanwege uitbreiding van het restaurantbedrijf is dan ook niet te verwachten. De logiescapaciteit is bovendien dermate beperkt, dat ook daarvan geen overlast is te verwachten.
Ter zitting heeft verweerder verklaard dat door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is besloten dat geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig is voor de in het ecologisch onderzoek aangetroffen diersoorten. In dit verband is uit de stukken gebleken aan welke voorwaarden naar de opvatting van de Minister voornoemd in dit geval moet worden voldaan. Gebleken is dat in het plan hiermee rekening is gehouden.
De luchtkwaliteit van het gebied is onderzocht in het rapport van Stroop raadgevende ingenieurs b.v. van 1 juli 2005. Het onderzoek betreft de inrit naar de parkeerterreinen en de rondweg inzake parkeerterrein 3. Dat de daarin neergelegde conclusie dat zowel de jaargemiddelde grenswaarden als de 24 uurgemiddelde grenswaarden van onder meer NO2 en PM10 niet zullen worden overschreden, onjuist zou zijn, is voorshands niet aannemelijk gemaakt.
Met betrekking tot de economische uitvoerbaarheid van het plan blijkt uit de plantoelichting dat sprake is van een sedert 1979 bestaand bedrijf dat goed rendeert. Met de thans beoogde ontwikkeling wordt geen uitbreiding van de capaciteit beoogd, maar vooral betere voorzieningen zoals logies, parkeren, onderlinge verbindingen tussen de bedrijfsgebouwen enzovoorts. Naar het oordeel van de Voorzitter is gebleken noch aannemelijk gemaakt dat die voorzieningen een negatieve uitwerking zullen hebben op de economische uitvoerbaarheid van het plan.
2.7.1.    De Voorzitter heeft gelet op het hiervoor onder 2.6 en 2.7 overwogene niet de overtuiging gekregen dat het besluit omtrent goedkeuring in zoverre in de bodemzaak op wezenlijke onderdelen niet in stand zal kunnen blijven. In hetgeen verzoekers overigens hebben aangevoerd ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.8        Het verzoek hiertoe dient dan ook te worden afgewezen.
2.9.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.
w.g. Ettekoven    w.g. Van Onselen
Voorzitter                  ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2006
178-432