200510183/1.
Datum uitspraak: 10 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], thans wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 05/630 van de rechtbank Roermond van 2 november 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Roerdalen.
Bij besluit van 26 november 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roerdalen (hierna: het college) afwijzend beslist op het verzoek van appellant om een gehandicaptenparkeerkaart.
Bij besluit van 29 maart 2005 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 november 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 13 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2005 - na doorzending door de Centrale Raad van Beroep - hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 17 januari 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn op 27 maart 2006 nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2006, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M. Cals en J. Mulders, beiden werkzaam bij de gemeente Roerdalen zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer kan aan een gehandicapte overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (hierna: de regeling) kunnen voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen:
(a) bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij
- met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;
(b) passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij
- met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;
(d) bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben;
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de regeling wordt een gehandicaptenparkeerkaart niet afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.
2.2. Bij besluit van 29 maart 2005 heeft het college de weigering een gehandicaptenparkeerkaart te verstrekken, gehandhaafd. Appellant voldoet naar het oordeel van het college niet aan de criteria omdat hij, op grond van het uitgebrachte advies van GGD Midden-Limburg, ingekomen bij het college op 24 november is 2004, in staat wordt geacht een afstand van meer dan 100 meter te voet te overbruggen.
2.3. Appellant heeft in hoger beroep de in beroep aangevoerde gronden herhaald, die samengevat erop neerkomen dat hij zich niet kan verenigen met het oordeel van de rechtbank dat de medische advisering voldoet aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen.
2.4. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat de medische advisering over de loopbeperkingen van appellant voldoet aan deze eisen, nu de bevindingen van de medisch specialisten in het advies zijn vermeld en bij de oordeelsvorming zijn betrokken en de adviserend geneeskundige met een consistent betoog tot een logische en duidelijke conclusie is gekomen. De Afdeling merkt op dat bij dit advies met name ook de bevindingen van de behandelend cardioloog van appellant zijn betrokken.
Voorts wordt in aanmerking genomen dat appellant niet met medische stukken aannemelijk heeft gemaakt dat aan de juistheid van de bevindingen en de conclusie moest worden getwijfeld.
2.5. Nu appellant niet voldeed aan de criteria voor het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart is de aanvraag terecht afgewezen. De rechtbank is tot dezelfde slotsom gekomen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. De Koning
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2006