ECLI:NL:RVS:2006:AW2270
Raad van State
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- J.A.W. Huijben
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek inzake dwangsom voor verwijdering van overkappingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat appellant heeft ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek. Op 7 april 2004 heeft het college appellant gelast om overkappingen aan de linker- en rechterzijde van een nieuw gebouwde loods op zijn perceel te verwijderen en verwijderd te houden, onder oplegging van een dwangsom. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 24 augustus 2004. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 19 mei 2005 het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij enkel verwees naar de gronden van zijn eerdere beroep.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 februari 2006, waar appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.W. de Rijk, en het college door ambtenaar M.L.M. van Heijnsbergen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat appellant in zijn hoger-beroepschrift geen nieuwe gronden heeft aangevoerd en enkel heeft verwezen naar de eerder ingediende gronden. De Raad van State oordeelt dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht heeft gedaan en dat er geen aanleiding is om deze te herzien. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Tevens wordt er geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 19 april 2006.