200507697/1.
Datum uitspraak: 29 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Schijndel,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/494 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 juli 2005 in het geding tussen:
de vereniging "Nieuwegaard", gevestigd te Schijndel
Bij besluit van 19 oktober 2004, verzonden en algemeen bekendgemaakt door publicatie op 25 oktober 2004 heeft appellant een verkeersbesluit genomen inhoudende, voor zover van belang, afsluiting - door het plaatsen van voorgeschreven verkeersborden - voor gemotoriseerd verkeer van een deel van de Deken Baekerstraat in Schijndel, nabij de kruising met de weg Steeg, en handhaving van het reeds bestaande verbod door het aanbrengen van een selectieve afsluiting in rijbaan Deken Baekerstraat nabij de kruising met de weg Steeg.
Bij besluit van 31 januari 2005 heeft appellant het daartegen door de vereniging "Nieuwegaard" (hierna: de vereniging) gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 21 juli 2005, verzonden op 22 juli 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door de vereniging ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 31 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op op dezelfde dag , hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 oktober 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 2 november 2005 heeft de vereniging van antwoord gediend. Appellant heeft hierop bij brief van 30 november 2005 gereageerd; de vereniging heeft naar aanleiding hiervan bij brief van 17 december 2005 een reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2006, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Heinen, advocaat te Arnhem, en R.J.J.H. Janssen en T.C.A. Smulders, werkzaam bij de gemeente Schijndel, zijn verschenen. De vereniging heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door haar [voorzitter].
2.1. Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verstaat onder belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 1:2, derde lid, van de Awb bepaalt dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.2. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de vereniging moet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb bij het verkeersbesluit van 19 oktober 2004.
Appellant stelt dat met het oog op het bepaalde in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb er geen individuele verenigingsleden als belanghebbende zijn aan te merken, omdat niet is gebleken van een bijzonder belang of van een bijzonder belang dat zich van anderen onderscheidt, hetgeen naar zijn mening ook opgaat indien de leden als groep worden beschouwd. Appellant acht het onwenselijk en rechtens onjuist dat, wanneer individuele leden niet als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb kunnen worden aangemerkt, die leden onder de paraplu van een vereniging dit wel zouden kunnen zijn of worden.
2.3. Op grond van artikel 2 van de statuten van de vereniging heeft de vereniging ten doel:
a. het bevorderen van een optimaal leefmilieu in de straten waarin de leden woonachtig zijn;
b. het bevorderen van een optimaal beheer van natuur en orde in genoemd gebied;
c. het bevorderen van de zuiverheid van bodem en lucht;
d. het waken tegen geluids- en verkeersoverlast;
e. het bevorderen van het behoud en herstel van het authentieke karakter van het hierboven genoemde gebied in al zijn aspecten.
De vereniging tracht ingevolge artikel 3 van de statuten dit doel onder meer te bereiken door het aanwenden van alle (andere) wettige middelen waaronder begrepen het voeren van procedures.
Artikel 5 van de statuten bepaalt dat het werkgebied van de vereniging het gebied is waarin de leden van de vereniging woonachtig zijn en de straten Harry Bolsiuslaan, Pompstraat (alleen huisnummer […]) en Groeneweg nrs 1 tot en met 15 te Schijndel omvat.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 28 februari 2000 in zaak no. 199900850/1 (AB 2000, 188) moet het bij belangen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb gaan om een aan een statutaire doelstelling ontleend collectief belang, dat door een besluit direct wordt of dreigt te worden aangetast, waarbij het belang los kan worden gezien van dat van individuele leden en waarvan de behartiging de trekken dient te vertonen van behartiging van bovenindividuele belangen.
2.4.1. Geen geschilpunt is dat het in bezwaar bestreden verkeersbesluit dat ziet op de afsluiting van een deel van de Deken Baekerstraat voor gemotoriseerd verkeer tot gevolg heeft dat de verkeersintensiteit in de direkt nabij gelegen straten zoals de Harry Bolsiuslaan, Pompstraat en Groeneweg zal toenemen.
De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat, nu een toename van de verkeersintensiteit van invloed is op de kwaliteit van de directe leefomgeving van het in de statuten omschreven "werkgebied" van de vereniging, daarin voldoende grond is gelegen om, in het licht van de onder a. en d. van de statuten omschreven doelstellingen van de vereniging, aan te nemen dat de vereniging een voldoende objectief bepaalbaar belang heeft dat de behartiging van bovenindividuele belangen betreft en dit belang rechtstreeks is betrokken bij het verkeersbesluit van 19 oktober 2004.
De conclusie van de rechtbank dat de vereniging moet worden aangemerkt als belanghebbende bij het verkeersbesluit in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb, is juist.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. De Koning
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2006