200600223/2.
Datum uitspraak: 14 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Bij besluit van 31 maart 2005 heeft de gemeenteraad van Scherpenzeel het bestemmingsplan "Sportterrein De Bree" vastgesteld.
Bij besluit van 22 november 2005, no. 2005-001143, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 27 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 10 januari 2006, beroep ingesteld.
Bij faxbericht van 10 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 maart 2006, waar verzoekers, in de persoon van [gemachtigde] en bijgestaan door mr. F.F. Scheffer, advocaat te Zutphen, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. O.P.B.C. Slakhorst, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Scherpenzeel, vertegenwoordigd door F.H.M. Odijk en E.W. Hassink, beiden ambtenaar van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Met het bestemmingsplan wordt beoogd verschillende sportvoorzieningen in de gemeente Scherpenzeel te concentreren op het sportcomplex De Bree. Voorts voorziet het plan onder meer in een juridisch-planologische regeling voor de nieuwbouw van het multifunctionele centrum 'De Heijhorst', dat thans nog buiten het plangebied ligt.
2.3. Verzoekers voeren aan dat verweerder ten onrechte de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 11, tweede lid, van de planvoorschriften en het plandeel met de bestemming "Recreatieve doeleinden -R-" en de aanduiding "(mfc) multifunctioneel centrum" heeft goedgekeurd. Zij stellen onder meer dat dit leidt tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Zij beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan na inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
2.4. Verweerder heeft het planonderdeel en het plandeel niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en het recht geacht en heeft deze goedgekeurd. Hij stelt zich op het standpunt dat de luchtkwaliteit zal voldoen aan alle normen zonder dat aanvullende maatregelen nodig zijn.
2.5. Ingevolge artikel 11, tweede lid, van de planvoorschriften kan het college van burgemeester en wethouders de bestemming "Groenvoorzieningen" binnen het op de kaart aangeduide oppervlak onder voorwaarden wijzigen in de bestemming "Dienstverlening".
2.5.1. De Voorzitter overweegt dat het plan de bouw van een nieuw gemeentehuis niet zonder meer toestaat, doch eerst na een besluit van het college van burgemeester en wethouders tot wijziging van het plan. De gemeenteraad heeft ter zitting verklaard dat er bij het gemeentebestuur geen concrete plannen bestaan om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid. Gelet hierop ontbreekt reeds in zoverre een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6. Voor zover het verzoek tevens ziet op hetgeen het plan met betrekking tot het multifunctionele centrum bij recht mogelijk maakt, overweegt de Voorzitter het volgende.
2.6.1. Op 5 augustus 2005 is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Stb. 2005, 316) (hierna: het Blk 2005) in werking getreden. Uit artikel 37 van het Blk 2005 volgt dat het Blk 2005 in dit geval van toepassing is.
2.6.2. Ingevolge artikel 7, derde lid, onder a., van het Blk 2005 behoeven de grenswaarden voor luchtkwaliteit niet in acht te worden genomen, indien de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft.
Ingevolge artikel 20, tweede lid, onder b., van het Blk 2005 geldt voor zwevende deeltjes (PM10) als grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens 50 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden.
2.6.3. In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is aan Grontmij Nederland B.V. (hierna: Grontmij) gevraagd onderzoek te verrichten naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Grontmij heeft hierover een rapport uitgebracht, gedateerd 24 februari 2005. Op voorstel van verweerder heeft de gemeenteraad opnieuw onderzoek laten uitvoeren naar de luchtkwaliteit.
De uitkomsten van dit onderzoek van Grontmij, neergelegd in het rapport gedateerd 17 november 2005 (hierna: het rapport), worden door verzoekers betwist.
In het rapport zijn de maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit die het Rijk op prinsjesdag heeft aangekondigd, meegenomen. Indien die maatregelen worden getroffen, is blijkens het rapport geen toename van de overschrijding van de grenswaarden voor de concentratie PM10 te verwachten. De Voorzitter heeft gerede twijfel of het meenemen van de maatregelen die op prinsjesdag zijn aangekondigd door de Afdeling van betekenis zal worden geacht bij de beoordeling of voldaan is aan artikel 7, derde lid, onder a., van het Blk 2005.
Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van het plan, indien geen rekening wordt gehouden met die maatregelen, de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10 meer dan 35 maal per kalenderjaar wordt overschreden. Voorts neemt, als gevolg van het plan, het aantal overschrijdingen van de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10 toe ten opzichte van de thans bestaande situatie. Gelet hierop betwijfelt de Voorzitter of de luchtkwaliteit aan de norm dat de concentratie PM10 in de buitenlucht per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft kan worden voldaan. In verband hiermee acht de Voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plandeel met de bestemming "Recreatieve doeleinden -R-" en de aanduiding "(mfc) multifunctioneel centrum", termen aanwezig het bestreden besluit in zoverre bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 22 november 2005, no. 2005-001143, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Recreatieve doeleinden -R-" en de aanduiding "(mfc) multifunctioneel centrum";
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Gelderland aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Gelderland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Verbeek
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2006