ECLI:NL:RVS:2006:AV5035

Raad van State

Datum uitspraak
15 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200507023/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. Schaafsma
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanwijzing locatie afvalcontainers bij bungalowpark De Oude Willem te Westerveld

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de aanwijzing van een locatie voor het aanbieden van afvalcontainers bij bungalowpark "De Oude Willem" te Westerveld. Het college van burgemeester en wethouders van Westerveld heeft op 2 november 2004 een locatie aangewezen, maar dit besluit werd later herroepen na bezwaar van de appellanten. De appellanten hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 24 maart 2005, waarin een nieuwe locatie werd aangewezen. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 februari 2006, waarbij de appellanten en de vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren.

De Raad van State overweegt dat de aanwijzing van de locatie voor de afvalcontainers is gebaseerd op een artikel uit de Algemene Plaatselijke Verordening Westerveld 1998, dat op zijn beurt is gebaseerd op de Wet milieubeheer. Echter, de wet van 21 juni 2001 heeft geleid tot de intrekking van het relevante artikel van de Wet milieubeheer, waardoor de bepalingen van de gemeentelijke verordening niet meer van kracht waren ten tijde van het besluit. Dit betekent dat het college ten onrechte een locatie heeft aangewezen op basis van een vervallen artikel.

De Raad van State verklaart de beroepen gegrond en vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westerveld van 24 maart 2005, voor zover daarin een locatie voor containers is aangewezen. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten en het griffierecht. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2006.

Uitspraak

200507023/1.
Datum uitspraak: 15 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Westerveld,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2004 heeft verweerder een locatie aangewezen voor het aanbieden van afvalcontainers bij bungalowpark "De Oude Willem" te Westerveld.
Bij besluit van 24 maart 2005, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 2 november 2004 herroepen en een nieuwe locatie aangewezen.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 3 mei 2005, bij de rechtbank Assen ingekomen op 4 mei 2005 en vervolgens doorgezonden naar de Raad van State, en appellant sub 2 bij brief van 27 april 2005, bij de rechtbank Assen ingekomen op 2 mei 2005 en vervolgens doorgezonden naar de Raad van State, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 juni 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten sub 1 en 2. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 februari 2006, waar appellanten sub 1, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en appellant sub 2, vertegenwoordigd door mr. Th.H.W. Juta, en verweerder, vertegenwoordigd door M. Prins en G. Nienhuis, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    In hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de Algemene Plaatselijke Verordening Westerveld 1998 (hierna: de Verordening) zijn regels opgenomen inzake de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Deze paragraaf is gebaseerd op artikel 10.10 van de Wet milieubeheer (oud).
Bij het primaire en het bestreden besluit is op basis van het in hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de Verordening opgenomen artikel 4.2.2.6 een locatie voor afvalcontainers aangewezen.
2.2.    Op 8 mei 2002 is de wet van 21 juni 2001 (Stb. 2001, 346) in werking getreden. Daarbij is onder meer artikel 10.10 van de Wet milieubeheer ingetrokken en zijn in de nieuwe artikelen 10.23 en verder bepalingen opgenomen over de gemeentelijke afvalstoffenverordening.
Ingevolge artikel XVII, derde lid, van deze wet, voor zover hier van belang, blijven bepalingen van verordeningen van gemeenten betreffende het onderwerp waarin deze wet voorziet van kracht tot twee jaar na het in werking treden van dit artikel. Hieruit volgt dat bepalingen van de op 8 mei 2002 al bestaande gemeentelijke verordeningen die - zoals hier - voorzien in onderwerpen die thans in de op grond van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer vast te stellen gemeentelijke afvalstoffenverordening kunnen worden geregeld, tot 8 mei 2004 van kracht zijn gebleven en daarna zijn vervallen.
Gelet hierop gold artikel 4.2.2.6 van de Verordening tot 8 mei 2004, en derhalve niet meer ten tijde van het nemen van het primaire repectievelijk het bestreden besluit. Verweerder heeft bij het bestreden besluit dan ook ten onrechte opnieuw op basis van dit vervallen artikel 4.2.2.6 een locatie voor afvalcontainers aangewezen; hij had moeten volstaan met het herroepen van het primaire besluit.
2.3.    Reeds gelet hierop zijn de beroepen gegrond, en behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking. Het bestreden besluit moet gedeeltelijk worden vernietigd.
2.4.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart de beroepen gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westerveld van 24 maart 2005, kenmerk U-05/1210, voorzover daarin een locatie voor containers is aangewezen;
III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Westerveld tot vergoeding van bij appellanten sub 1 in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 146,80 (zegge: honderdzesenveertig euro en tachtig cent); het dient door verweerder aan appellanten sub 1 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Westerveld tot vergoeding van bij appellant sub 2 in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshondervierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door verweerder aan appellant sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV.    gelast dat verweerder aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) voor appellanten sub 1 en € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) voor appellant sub 2 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma    w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2006
262-509.