200509933/2.
Datum uitspraak: 27 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 31 maart 2005 heeft de stadsdeelraad van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam het bestemmingsplan "Nieuwmarkt 2004" vastgesteld.
Bij besluit van 8 november 2005, kenmerk 2005-20475, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 4 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 4 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 februari 2006, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.H.M. Huisman, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn als partij gehoord de stadsdeelraad van het stadsdeel Amsterdam-Centrum, vertegenwoordigd door mr. J.A. Bijl, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door mr. S.L. Schram, advocaat te Amsterdam.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan is vastgesteld in het kader van de vernieuwingsoperatie bestemmingsplannen binnenstad. Voor het als rijksmonument aangewezen Scheepvaarthuis en de aangrenzende, onbebouwde gronden, gelegen tussen de Prins Hendrikkade, de Binnenkant en de Buiten Bantammerstraat, is voor een gewijzigde regeling gekozen.
2.3. Gelet op het verhandelde ter zitting ziet het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening alleen op de plandelen met de bestemming "Gemengde doeleinden" die zien op het Scheepvaarthuis en de aangrenzende, onbebouwde gronden. Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan deze plandelen en verzoekt om schorsing van het bestreden besluit in zoverre.
2.3.1. Wat betreft de hotelfunctie voor het Scheepvaarthuis voert verzoeker aan dat in dat kader de gevolgen voor de verkeers- en parkeersituatie in de omliggende straten onvoldoende zijn bezien. Ook stelt hij dat de hotelfunctie in strijd is met de gemeentelijke Hotelnota.
Voor bebouwing van de thans onbebouwde gronden naast het Scheepvaarthuis is volgens verzoeker geen goede ruimtelijke onderbouwing gegeven. Ook op dit punt zijn de gevolgen van bebouwing voor de verkeers- en parkeersituatie onvoldoende bezien, aldus verzoeker.
2.4. Verweerder heeft geen reden gezien de plandelen in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft deze goedgekeurd. Wat betreft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening is hij van mening dat het spoedeisende belang ontbreekt.
2.5. De vorenbedoelde, onbebouwde gronden zijn in gebruik als parkeerplaats ten behoeve van het Scheepvaarthuis. Het plan maakt op deze gronden bebouwing mogelijk. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat voor deze gronden thans geen bouwplannen bestaan en dat tot de behandeling van de beroepen in de bodemprocedure naar stellige verwachting geen bouwaanvragen zullen worden ingediend. Gezien deze omstandigheden is met het verzoek in zoverre geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.6. Voor zover het betreft het plandeel dat ziet op het Scheepvaarthuis acht de Voorzitter, gelet op de aanhangige bezwaarprocedure in het kader van de verlening van een bouwvergunning voor dit gebouw, spoedeisend belang wel aanwezig.
2.7. Aan het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" dat ziet op het Scheepvaarthuis, is de aanduiding "hotel in alle bouwlagen toegestaan" toegekend. Daarmee is ter plaatse een hotel toegestaan. Voorts zijn op gronden met de bestemming "Gemengde doeleinden" onder meer woningen, kantoren en openbare en bijzondere voorzieningen toegestaan.
2.7.1. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd ziet de Voorzitter onvoldoende aanleiding voor de verwachting dat de vestiging van een hotel in het Scheepvaarthuis zal leiden tot een substantieel hogere verkeers- en parkeerdruk in de omliggende straten dan de huidige of die welke voortvloeit uit de andere functies die met de planregeling binnen de bestemming "Gemengde doeleinden" mogelijk zijn gemaakt. Daarbij acht hij door de exploitant van het Scheepvaarthuis voldoende aannemelijk gemaakt dat het hotelpersoneel voor het woon-/werkverkeer voornamelijk van het openbaar vervoer gebruik zal maken en dat, gelet op de geldende parkeerregimes ter plaatse, lang parkeren op de openbare weg door hotelgasten zich niet of nauwelijks zal voordoen.
Verder ziet de Voorzitter in de enkele stelling van verzoeker dat de hotelfunctie ter plaatse strijdig is met het gemeentelijke beleid zoals neergelegd in de Hotelnota, mede gelet op hetgeen van de zijde van het stadsdeelbestuur op dit punt is gesteld, geen aanleiding voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat het plan in zoverre niet in overeenstemming is met dat beleid.
Gelet op het voorgaande en op de bij een nieuwe functie voor het Scheepvaarthuis betrokken belangen verwacht de Voorzitter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de eerdergenoemde aanduiding in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
2.8. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Bechinka
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2006