ECLI:NL:RVS:2006:AV2957

Raad van State

Datum uitspraak
1 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503965/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan voor zorgwoningen in Veldhoven

Op 1 maart 2006 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over de goedkeuring van het bestemmingsplan "Zeelst-Noord, herziening zorgwoningen Aangelag" dat door de gemeenteraad van Veldhoven was vastgesteld op 28 september 2004. Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van zorgwoningen voor 24 verstandelijk gehandicapten in de voormalige achtertuin van een perceel. De gemeenteraad had het plan goedgekeurd, maar daartegen was beroep ingesteld door drie appellanten die bezwaren hadden tegen de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Bijzondere woondoeleinden". De appellanten voerden aan dat de locatie niet geschikt was voor de huisvesting van verstandelijk gehandicapten vanwege geluidsoverlast en verkeersdrukte, en dat er meer behoefte was aan laagbouwwoningen voor ouderen.

De Raad van State oordeelde dat de gemeenteraad de vrijheid heeft om bestemmingen aan te wijzen en dat de goedkeuring van het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling overwoog dat de zorgwoningen passen in de bestaande woonomgeving en dat de belangen van de realisatie van zorgwoningen zwaarder wegen dan de bezwaren van de appellanten. De Afdeling concludeerde dat de gemeenteraad in redelijkheid had kunnen besluiten om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan, en dat er geen ernstige bezwaren waren tegen het voorgestane gebruik.

De beroepen van de appellanten werden ongegrond verklaard, en de Raad van State bevestigde de goedkeuring van het bestemmingsplan. De uitspraak benadrukt het belang van de realisatie van zorgwoningen in een reguliere woonomgeving en de afweging van belangen in het kader van de ruimtelijke ordening.

Uitspraak

200503965/1.
Datum uitspraak: 1 maart 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellante sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3.    [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2004 heeft de gemeenteraad van Veldhoven, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 juli 2004, het bestemmingsplan "Zeelst-Noord, herziening zorgwoningen Aangelag" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 15 maart 2005, no. 1033360, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellante sub 1 bij brief van 3 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2005, appellant sub 2 bij brief van 6 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2005, en appellant sub 3 bij brief van 8 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2005, beroep ingesteld.
Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is Severinus, leefgemeenschap voor verstandelijk gehandicapten, in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Zij heeft te kennen gegeven van deze gelegenheid gebruik te willen maken.
Bij brief van 1 september 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [appellant sub 2]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 december 2005, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 2], en [appellant sub 3], bijgestaan door [gemachtigde], zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord [voorzitter] van de Raad van Bestuur van Severinus, en de gemeenteraad van Veldhoven, vertegenwoordigd door R.J. Smits, ambtenaar van de gemeente Veldhoven. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Doel van het plan
2.3.    Met het plan wordt beoogd de bouw van zorgwoningen ten behoeve van 24 verstandelijk gehandicapten mogelijk te maken in de voormalige achtertuin van het perceel [locatie].
Het standpunt appellanten
2.4.    Appellanten stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Bijzondere woondoeleinden" met de aanduiding groepswoningen (WBgr).
{appellante sub 1] betoogt in verband hiermee dat op de locatie aanvankelijk laagbouwwoningen voor ouderen gerealiseerd zouden worden. Aan dergelijke woningen bestaat volgens appellante meer behoefte dan aan de in het plan voorziene zorgwoningen. Ook wijst appellante erop dat de initiatiefnemer van het bouwplan beschikt over alternatieve locaties. Voorts is appellante van mening dat het plangebied vanwege geluidsoverlast veroorzaakt door enkele nabijgelegen horecagelegenheden, niet geschikt is voor de huisvesting van mensen met een verstandelijke handicap. Ook is de ontsluiting van de zorgwoningen op de Vijverstraat volgens appellante niet adequaat, omdat dit een drukke weg is. De in het plan voorziene verkeerslus is volgens appellante dermate krap dat de zorgwoningen en omliggende woningen niet bereikbaar zijn voor hulpdiensten. Voorts betoogt zij dat het plan een toeneming van het vrachtverkeer op het Aangelag met zich brengt, waardoor voor stankoverlast vanwege stationair draaiende motoren moet worden gevreesd.
Tot slot betoogt zij dat de toegelaten bouwhoogte het woongenot en de privacy van omwonenden aantasten.
[appellant sub 2] acht de in het plan voorziene ontsluiting van de zorgwoningen op het Aangelag niet toereikend en stelt in verband daarmee dat de ontsluitingsmogelijkheid via de Vijverstraat in het plan moet worden vastgelegd. Om de aanleg en het behoud van deze doorgang te waarborgen dient volgens appellant op de desbetreffende gronden een erfdienstbaarheid te worden gevestigd, of dient de gemeente Veldhoven deze gronden te kopen.
{appellant sub 3] vreest aantasting van zijn privacy en geluidsoverlast. Ook wijst hij op het ontbreken van een adequate regeling voor de ontsluiting van de zorgwoningen op de Vijverstraat.
Het standpunt van verweerder
2.5.    Verweerder heeft het plandeel met de bestemming "Bijzondere woondoeleinden" met de aanduiding groepswoningen (WBgr) niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en daaraan goedkeuring verleend. Hij heeft daarbij in aanmerking genomen dat met de huisvesting van verstandelijk gehandicapten in een reguliere woonomgeving een groot maatschappelijk belang wordt gediend. Dat de locatie ook voor bebouwing ten behoeve van ouderen kan worden benut, staat volgens verweerder thans niet ter beoordeling. Hij heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat de ontsluiting van de zorgwoningen toereikend is. De woonfunctie acht verweerder passen in de bestaande woonomgeving, zodat hij aan de gestelde aantasting van het woongenot geen overwegende betekenis heeft toegekend.
Verweerder heeft een deel van het plandeel met de bestemming "Verkeer-en verblijfsdoeleinden" in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en daaraan goedkeuring onthouden. Hij heeft daarbij in aanmerking genomen dat het plan in zoverre de aanleg van parkeerplaatsen op te korte afstand van de woning van [appellant sub 3] mogelijk maakt.
Vaststelling van de feiten
2.6.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.7.    Uit de stukken blijkt dat de zorgwoningen worden gerealiseerd op initiatief van Severinus, een leefgemeenschap voor verstandelijk gehandicapten. Met het initiatief wordt beoogd mensen met een verstandelijke handicap zo veel als mogelijk aan het maatschappelijk verkeer te laten deelnemen, ondermeer door ze te huisvesten in een reguliere woonomgeving. Het plangebied maakt deel uit van het stedelijk gebied en wordt omringd door woningen met bijhorende tuinen die aan de Vijverstraat en de straat het Aangelag zijn gesitueerd. Het plan voorziet in de doortrekking van het thans doodlopende Aangelag in de vorm van een pleintje. De zorgwoningen worden blijkens de plankaart om het pleintje gegroepeerd. De zorgwoningen bestaan uit twee complexen. Elk complex bestaat uit twee hoofdgebouwen die door middel van laagbouw met elkaar zijn verbonden. In de zorgwoningen zullen maximaal 24 personen worden gehuisvest.
2.8.    Blijkens de plantoelichting is bij de opstelling van het plan rekening gehouden met de verkavelingsstructuur en maatvoering van de omgeving. De direct omliggende bebouwing betreft hoofdzakelijk bungalows bestaande uit één bouwlaag. De bebouwing aan de Vijverstraat bestaat uit ten minste twee bouwlagen met een kap. Ingevolge de van de planvoorschriften deeluitmakende tabel "Bouwvoorschriften voor de bestemming "Bijzondere woondoeleinden"" (artikel 3), gelezen in samenhang met de plankaart, mag de bouwhoogte van de zorgwoningen maximaal 7 meter bedragen. De hoogte van de verbindende laagbouw mag blijkens bedoelde tabel, gelezen in samenhang met de plankaart, maximaal 3 meter bedragen.
2.9.    De percelen van appellanten grenzen aan het plangebied. De kortste afstand tussen de woning van [appellante sub 1] en een te realiseren hoofdgebouw bedraagt blijkens de plankaart 19 meter. Deze afstand bedraagt voor de woning van [appellant sub 2] 9 meter en voor de woning van [appellant sub 3] 12 meter. Het door verweerder goedgekeurde plan laat op een afstand 9 meter van de achtertuin van [appellant sub 3] parkeren toe. In de achtertuin van [appellante sub 1], die direct aan het plangebied grenst, bevindt zich een zwembad op korte afstand van het plangebied.
2.10.     Het pleintje op de kop van het Aangelag zal dienst doen als verkeerslus voor het komende en gaande verkeer ten behoeve van de zorgwoningen en als parkeerplaats. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de bewoners van de zorgwoningen zelf geen auto rijden. Blijkens de plantoelichting is de gemeente uitgegaan van een toeneming als gevolg van de zorgwoningen van 24 verkeersbewegingen per dag op het Aangelag. Het goedgekeurde plan voorziet in een parkeercapaciteit voor 6 auto's. In de stukken is voorts vermeld dat de bewoners naar hun dagactiviteit worden vervoerd met busjes. Het gaat om maximaal twee taxibusjes die vier maal per dag een deel van de bewoners ophalen en thuisbrengen. Deze busjes rijden niet via het Aangelag, maar via de ten westen van het plangebied gelegen Vijverstraat. De busjes stoppen op de Vijverstraat, ter hoogte van een doorgang naar de zorgwoningen. De gronden van de doorgang zijn eigendom van Severinus en zijn niet in het voorliggende plan opgenomen. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de gemeente verklaard dat een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is, waarin de doorgang als zodanig wordt bestemd. De Vijverstraat is ongeveer 6.40 meter breed en biedt ter plaatse volgens de vertegenwoordiger van de gemeente voldoende ruimte voor het ophalen en thuisbrengen van de bewoners. Voorts is de gemeente voornemens parkeerzones aan de Vijverstraat te realiseren.
2.11.    Ter zitting is door de vertegenwoordiger van de gemeenteraad verklaard dat de brandweer bij de voorbereiding van het plan is betrokken en dat deze zich ook wat betreft de bereikbaarheid van het plangebied en de nabijgelegen gronden in geval van calamiteiten, met het plan kan verenigen.
2.12.    Ter zitting is gebleken dat de horecagelegenheid aan de [locatie] op een afstand van 20 meter van de zorgwoningen is gesitueerd. Tussen het pand [locatie] en de zorgwoningen zijn twee woningen gesitueerd. Op deze horecagelegenheid is het "Besluit horeca, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer" van toepassing. De overige horecagelegenheden die volgens appellanten overlast veroorzaken, zijn op grotere afstand van de in het plan voorziene zorgwoningen gesitueerd.
Het oordeel van de Afdeling
2.13.    Het standpunt van verweerder dat de door appellanten gewenste bebouwing van de locatie met ouderenwoningen thans niet ter beoordeling staat is juist. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de gemeenteraad de vrijheid toekomt bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die hij uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Dit uitgangspunt brengt met zich dat verweerder bij de goedkeuring van het voorliggende plan dient te beoordelen of de keuze van de gemeenteraad voor bebouwing van de gronden met zorgwoningen uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan worden aanvaard. Eventuele alternatieven behoeven door verweerder eerst te worden bezien indien de wel gekozen bestemming vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening op ernstige bezwaren stuit.
In aanmerking genomen de ligging in stedelijk gebied en de ruimtelijke kenmerken van de omgeving, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de toegelaten bouwhoogte van afwisselend 7 en 3 meter, past in de ruimtelijke structuur van de omgeving. Gelet op de tussengelegen afstanden en situering van het zwembad van [appellante sub 1] moet enige aantasting van haar privacy in zoverre niet voor onmogelijk worden gehouden. Bij de afweging van haar belang en het belang dat is gediend met de realisering van de zorgwoningen, heeft verweerder evenwel in redelijkheid overwegende betekenis kunnen toekennen aan het belang dat is gediend met de realisering van de zorgwoningen. De toename van het aantal verkeersbewegingen is beperkt. Gelet daarop heeft verweerder aan een eventuele toename van geluid- en stankoverlast in redelijkheid geen overwegende betekenis hoeven toekennen. Ook overigens bestaat geen aanleiding te oordelen dat verweerder het plan, gelet op de eventuele gevolgen voor het woon- en leefklimaat van appellanten, niet aanvaardbaar heeft kunnen achten.
Gelet op het advies van de brandweer hoefde verweerder er niet vanuit te gaan dat hulpdiensten de zorgwoningen en de woningen aan het Aangelag niet tijdig zullen kunnen bereiken. De stelling van appellanten dat de ontsluiting van de zorgwoningen op de Vijverstraat niet in het plan is vastgelegd, is op zich zelf juist. Omdat de gronden van de doorgang eigendom zijn van de initiatiefnemer kon verweerder er echter in redelijkheid van uitgaan dat het gebruik van deze doorgang voldoende is verzekerd.
De zorgwoningen zijn zodanig gesitueerd dat deze ruimtelijk in voldoende mate zijn gescheiden van de door appellanten genoemde horecagelegenheden. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het pand [locatie] van de zorgwoningen wordt gescheiden door twee andere woningen en dat de horeca-inrichting aan de voorschriften van het "Besluit horeca, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer" moet voldoen, waaronder die voor geluid en geur.
Dat de initiatiefnemer elders beschikt over gronden waarop de zorgwoningen gerealiseerd zouden kunnen worden, kan op zichzelf geen grond vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Alternatieven behoeven in beginsel eerst aan de orde te  komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
De slotsom luidt dat verweerder aan het belang dat is gediend met de realisering van de zorgwoningen in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen dan aan de belangen van appellanten.
2.14.    Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten overigens hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan. De beroepen zijn ongegrond.
2.15.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Tulmans
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2006
381.