200600528/3.
Datum uitspraak: 16 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/1414 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 december 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
Bij besluit van 24 maart 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) onder oplegging van een dwangsom [verzoeker A] gelast binnen acht weken na de datum van verzending van deze brief de varkensstal/machineloods aan de [locatie] te Deurne, waarin zonder bouwvergunning een woonruimte is gerealiseerd, in overeenstemming te brengen met de op 24 oktober 1979 verleende bouwvergunning, de ruimte voor bewoning ongeschikt te maken en bewoning van deze ruimte dan wel verhuur ervan ten behoeve van bewoning, gestaakt te houden.
Bij besluit van 29 maart 2005 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 24 maart 2004 gehandhaafd onder aanvulling van de motivering en onder wijziging van de last onder dwangsom in een aanschrijving bestuursdwang, de illegaal gerealiseerde woning te verwijderen uit de varkensstal/machineloods binnen twaalf weken na de datum van bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Bij uitspraak van 7 december 2005, verzonden op 8 december 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 18 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 18 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 februari 2006, waar verzoekers in persoon, bijgestaan door mr. A.M.L. Josten, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.A. Pronk en M.G. Krook, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat in afwachting van de uitspraak op het door verzoekers ingestelde hoger beroep het college niet zal overgaan tot uitvoering van de bij besluit van 29 maart 2005 aangezegde bestuursdwang.
2.3. Bij de Voorzitter bestaat twijfel of voldoende aannemelijk kan worden geacht dat het college eerst in januari 2004 op de hoogte is gekomen van de in afwijking van de op 24 oktober 1979 verleende bouwvergunning gerealiseerde woonruimte in de varkensstal/machineloods, nu in ieder geval sinds 1987 diverse personen als woonachtig op dit adres ingeschreven hebben gestaan in de gemeentelijke basisadministratie. Voorts bestaat twijfel of de bij het besluit van 29 maart 2005 gegeven begunstigingtermijn, gelet op het feit dat de woonruimte reeds ruim twee decennia aanwezig is, als redelijk kan worden aangemerkt.
Gelet op het grote belang van verzoekers om de voorzieningen, waarvan niet in geschil is, dat deze reeds sinds het begin van de jaren 80 van de vorige eeuw in de varkensstal/machineloods aanwezig zijn, niet voor de beslissing in de hoofdzaak te hoeven afbreken en voorts gelet op de omstandigheid dat geen overwegend belang zich verzet tegen opschorting van de aangezegde bestuursdwang tot de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure, bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorlopige voorziening.
2.4. Het college dient op navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Deurne van 29 maart 2005, kenmerk HH/2005/3345 en het besluit van 24 maart 2004, kenmerk RO/04/1148, totdat de Afdeling in het bodemgeschil uitspraak heeft gedaan;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Deurne tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 709,21 (zegge: zevenhonderdnegen euro en eenentwintig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Deurne aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Deurne aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 207,00 (zegge: tweehonderdzeven euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Roelfsema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2006