ECLI:NL:RVS:2006:AV2236

Raad van State

Datum uitspraak
16 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200600035/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake geluidseisen voor tennisvereniging in Amersfoort

In deze zaak heeft de Raad van State op 16 februari 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van de Tennisvereniging Lawn Tennis Club Volta, gevestigd te Amersfoort. De vereniging had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort, dat op 25 november 2005 een nadere eis had gesteld met betrekking tot de inrichting van de tennisvereniging aan de Galvanistraat 7-9. Deze eis hield in dat er tussen 19.00 en 07.00 uur geen terras in gebruik mocht zijn, om te voldoen aan de geluidgrenswaarden zoals vastgesteld in het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.

De tennisvereniging voerde aan dat de opgelegde eis disproportioneel was voor haar bedrijfsvoering, aangezien het terras gedurende de gehele avondperiode gesloten moest zijn. De vereniging stelde ook dat er ten onrechte geen metingen waren verricht tijdens het gebruik van het terras en dat het akoestisch rapport niet correct was opgesteld. De Voorzitter van de Raad van State overwoog dat het bestreden besluit in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet was onderzocht of er minder ingrijpende maatregelen mogelijk waren om aan de geluidgrenswaarden te voldoen.

Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van het college geschorst. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de tennisvereniging, die in totaal € 680,17 bedroegen, en het griffierecht van € 276,00. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en het afwegen van belangen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

200600035/1.
Datum uitspraak: 16 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging "Tennisvereniging Lawn Tennis Club Volta", gevestigd te Amersfoort,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2005 heeft verweerder een nadere eis gesteld, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit), met betrekking tot de inrichting van verzoekster gelegen aan de Galvanistraat 7-9 te Amersfoort.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 30 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 januari 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 februari 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. V.L.M.J. Boitelle, advocaat te Hilversum, P.H. Smink, ing. D.J. Sanders en R.A.G.J. van Wijk, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C. Visser, ambtenaar van de gemeente, en R. Lekkerkerk, werkzaam bij het Gewest Eemland, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord [partij].
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
2.2.    Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit, gelezen in samenhang met voorschrift 4.1.4, aanhef en onder b, van de daarbij behorende bijlage, kan, voor zover hier van belang, het bevoegd gezag, om te bereiken dat aan de geluidvoorschriften van het Besluit wordt voldaan, nadere eisen stellen ten aanzien van de periode van openstelling van de gehele inrichting, een terras, een parkeerterrein of een ander gedeelte van de inrichting.
In voorschrift 1.1.1 van de bijlage bij het Besluit, voor zover hier van belang, zijn geluidgrenswaarden gesteld voor het equivalente geluidniveau, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, van 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A) op de gevel van woningen voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
2.3.    Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan verzoekster de volgende nadere eis opgelegd. "In de periode tussen 19.00 en 07.00 uur mag op het terrein van de tennisvereniging geen terras in gebruik zijn."
2.4.    Niet bestreden is dat sprake is van overtreding van de in voorschrift 1.1.1 van de bijlage bij het Besluit gestelde geluidgrenswaarde voor het equivalente geluidniveau in de avondperiode als gevolg van het in werking zijn van de inrichting. Verzoekster kan zich echter niet verenigen met de opgelegde nadere eis. Zij stelt in dit verband dat de opgelegde nadere eis disproportioneel is voor haar bedrijfsvoering nu het terras gedurende de gehele avondperiode dient te worden gesloten. Verzoekster stelt voorts dat ten behoeve van het akoestisch rapport van 19 november 2004 ten onrechte geen metingen zijn verricht tijdens het spreken op het terras en dat in dit akoestisch rapport voor het terras ten onrechte is uitgegaan van een worst case scenario.
2.4.1.    Blijkens de stukken wordt de in voorschrift 1.1.1 van de bijlage bij het Besluit gestelde geluidgrenswaarde voor het equivalente geluidniveau in de avondperiode met maximaal 2,8 dB(A) overschreden. Nu het gebruik van het terras volgens verweerder naast het tennissen een significante bijdrage levert aan die overschrijding en, anders dan het tennissen, geen basisactiviteit van de inrichting betreft, heeft hij het terrasgebruik voor de avondperiode bij nadere eis verboden.
2.4.2.    De Voorzitter overweegt dat in het akoestisch rapport van 19 november 2004 als mogelijke maatregel om de voornoemde overtreding ongedaan te maken, wordt genoemd het beperken van de speeltijd op de tennisbaan bij de kantine (1,5 uur in plaats van 3 uur in de avondperiode) en van de activiteiten op het terras (1 uur in plaats van 2,5 uur of 2 uur bij vermindering van het aantal stoelen). Verweerder heeft echter niet onderzocht of met deze maatregelen of mogelijke andere maatregelen, die minder ver gaan dan de nadere eis, waarmee rekening wordt gehouden met het belang dat verzoekster heeft bij het in gebruik mogen hebben van het terras gedurende een deel van de avondperiode, kan worden voldaan aan de in voorschrift 1.1.1 van de bijlage bij het Besluit gestelde geluidgrenswaarde voor het equivalente geluidniveau in de avondperiode. Naar het oordeel van de Voorzitter is het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onzorgvuldig voorbereid.
2.5.    Reeds gezien het vorenstaande, ziet de Voorzitter, gelet op de betrokken belangen, aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te willigen. Gelet hierop behoeven de overige gronden geen bespreking.
2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. De door verzoekster opgevoerde kosten voor het opstellen van een deskundigenrapport komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu dit rapport voor de beslissing geen betekenis heeft gehad.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort van 25 november 2005, kenmerk WM 05.4078, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 680,17 (zegge: zeshonderdtachtig euro en zeventien cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Amersfoort aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de gemeente Amersfoort aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. De Vink
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2006
154-492.