ECLI:NL:RVS:2006:AV2222

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200509477/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • H.A. Bultema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan Randweg 's-Hertogenbosch-Vught

Op 13 februari 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan "Randweg 's-Hertogenbosch-Vught". De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch had op 22 februari 2005 het bestemmingsplan vastgesteld, gevolgd door de gemeenteraad van Vught op 1 maart 2005. De vereniging "De Groene Ring" en een tweede verzoeker hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij ook verzochten om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de verzoeken op 2 februari 2006 behandeld. De Groene Ring betoogde dat het plan in strijd is met ecologisch beleid en dat er onvoldoende rekening is gehouden met alternatieven en natuurcompensatie. Verzoeker sub 2 voegde hieraan toe dat zijn alternatieven niet serieus zijn onderzocht en dat het plan in strijd is met de Habitatrichtlijn. De Voorzitter oordeelde dat er nader onderzoek nodig was naar de door verzoekers opgeworpen vragen en schorste het besluit van de provincie Noord-Brabant. Tevens werd de provincie veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan De Groene Ring en het griffierecht aan beide verzoekers. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen in ruimtelijke ordening en de bescherming van ecologische belangen.

Uitspraak

200509477/2.
Datum uitspraak: 13 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    de vereniging "De Groene Ring", gevestigd te Den Dungen,
2.    [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2005 heeft de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 januari 2005, het bestemmingsplan "Randweg 's-Hertogenbosch-Vught", voor zover betrekking hebbend op het plangebied binnen het grondgebied van de gemeente 's-Hertogenbosch, vastgesteld.
Bij besluit van besluit van 1 maart 2005 heeft de gemeenteraad van Vught, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 januari 2005, het bestemmingsplan "Randweg 's-Hertogenbosch-Vught", voor zover betrekking hebbend op het plangebied binnen het grondgebied van de gemeente Vught, vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 20 september 2005, kenmerk 1082997, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekster sub 1 bij faxbericht van 15 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2005, en verzoeker sub 2 bij brief van 11 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2005, beroep ingesteld.
Bij faxbericht van 15 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2005, heeft verzoekster sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 12 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2005, heeft verzoeker sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 2 februari 2006, waar verzoekster sub 1 (hierna: De Groene Ring), vertegenwoordigd door mr. Y.A. Breunesse en A.A. van Abeelen, verzoeker sub 2 in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door P.M.A. van Beek, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn als partij gehoord de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch, vertegenwoordigd door P.L. Hendriks en H.M. de Winter, ambtenaren van de gemeente 's-Hertogenbosch, en de gemeenteraad van Vught, vertegenwoordigd door L.P.J. Timmermans en R. Papavoine, ambtenaren van de gemeente Vught.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op het geding van toepassing blijft.
2.3.    Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de Randweg 's-Hertogenbosch, een regionale verbinding/stadregionale gebiedsontsluitingsweg, alsmede de ruimtelijke en ecologische inpassing daarvan. De Randweg maakt deel uit van het provinciale/stadsgewestelijke wegennet tussen het knooppunt Vlijmen en het knooppunt Vught.
2.4.    De Groene Ring en [verzoeker sub 2] stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan.
2.4.1.    De Groene Ring voert in dit verband aan dat het plan in strijd is met het beleid dat is gericht op de verbetering van de beekdalzone van de Aa, Dommel en Essche Stroom. Dit beleid gaat uit van de vermindering en de opheffing van bestaande ecologische barrières. De Randweg dient daarom zo te worden vormgegeven dat toekomstige herstelmogelijkheden niet worden verminderd of bemoeilijkt. Verzoekster betoogt dat niet voldaan is aan deze eis.
Voorts betwist De Groene Ring dat is voldaan aan de natuurcompensatieverplichting die in het Streekplan "Brabant in Balans" (hierna: het Streekplan) is opgenomen. Volgens haar miskent verweerder dat compensatie niet alleen areaalverlies betreft, maar ook een kwalitatieve component heeft. Zij stelt dat binnen het plangebied onvoldoende mitigerende en compenserende maatregelen kunnen worden getroffen.
Verzoekster betoogt verder dat het plan in strijd is met de reconstructieplannen "Maas en Meijerij" en "Meijerij".
Ten slotte voert De Groene Ring aan dat binnenstedelijke varianten voor de Randweg onvoldoende zijn onderzocht en niet zijn afgewogen tegen de aantasting van het nabijgelegen habitatgebied.
2.4.2.    [verzoeker sub 2] voert aan dat een door hem aangedragen alternatief voor de Randweg ten onrechte niet serieus is onderzocht. Het zogeheten Nul-plus-extra alternatief is ten onrechte niet betrokken bij de milieueffectrapportage. Ook is het zogeheten 1E alternatief ten onrechte buiten beschouwing gelaten, aldus verzoeker.
Verzoeker betoogt voorts dat het plan in strijd is met richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (hierna: de Habitatrichtlijn) en het Streekplan.
[verzoeker sub 2] stelt ten slotte dat het plan de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit van het gebied Den Bosch Zuidwest aantast en de aanleg van een robuuste ecologische verbinding tussen de beide delen van het habitatgebied onmogelijk maakt. Deze verbinding is blijkens een onderzoek van het instituut Alterra zeer wenselijk, aldus verzoeker.
2.5.    Verweerder heeft in de bedenkingen van verzoekers geen aanleiding gezien het plan in strijd met het recht of een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het plan goedgekeurd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de noodzaak en het maatschappelijk belang van de Randweg afdoende zijn aangetoond. Volgens verweerder is het plan op zorgvuldige wijze voorbereid en zijn alternatieven in voldoende mate bij de besluitvorming betrokken. De door [verzoeker sub 2] aangedragen alternatieven acht hij niet realistisch. Verweerder is van mening dat het plan binnen de kaders van het Streekplan past en dat is voldaan aan de eisen van de Habitatrichtlijn.
2.6.    Niet in geding is dat het plangebied deels ligt binnen de op grond van de Habitatrichtlijn aangemelde speciale beschermingszone (hierna: SBZ) "Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek". Evenmin is in geding dat het plangebied ligt binnen de Groene Hoofdstructuur als bedoeld in het Streekplan.
2.7.    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, acht de Voorzitter nader onderzoek noodzakelijk naar de door verzoekers opgeworpen vragen met betrekking tot het Streekplan, de Habitatrichtlijn, de hiervoor genoemde reconstructieplannen, het milieueffectrapport en de afweging van alternatieven, voor welk onderzoek deze procedure zich niet leent. Het is ongewenst dat zich vooruitlopend op de behandeling in de bodemprocedure onomkeerbare ontwikkelingen kunnen voordoen. Gelet op de aard van de te beoordelen vragen, ziet de Voorzitter aanleiding het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. In aanmerking genomen het belang van verweerder en de gemeenteraden bij een spoedige aanleg van de Randweg, ziet de Voorzitter voorts aanleiding een spoedige behandeling van de hoofdzaak te bevorderen.
2.8.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van De Groene Ring te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [verzoeker sub 2] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 20 september 2005, kenmerk 1082997;
II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij De Groene Ring in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan De Groene Ring onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) voor De Groene Ring en € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) voor [verzoeker sub 2] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra    w.g. Bultema
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2006
400.