200408909/1.
Datum uitspraak: 15 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging Houdt Leiderdorp Groen", gevestigd te Leiderdorp,
appellante,
provinciale staten van Zuid-Holland,
verweerders.
Bij besluit van 15 september 2004 hebben verweerders, op voorstel van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 1 juni 2004, het streekplan "Eerste partiële herziening streekplan Zuid-Holland West 2003" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 12 november 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 november 2004, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 6 december 2004.
Bij brief van 27 januari 2005 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 3 mei 2005. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door [secretaris] en [voorzitter] van appellante, en verweerders, vertegenwoordigd door mr. G.C.W. van der Feltz, advocaat te Den Haag, en S. Keegstra, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Verweerders hebben zich op het standpunt gesteld dat het beroep van appellante niet is gericht tegen een concrete beleidsbeslissing in de zin van artikel 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) en dat de Afdeling derhalve onbevoegd is van het beroep kennis te nemen.
2.2.1. Ingevolge artikel 4a, eerste lid, van de WRO, voor zover hier van belang, kunnen provinciale staten voor één of meer gedeelten of voor het gehele gebied der provincie een streekplan vaststellen, waarin de toekomstige ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied in hoofdlijnen wordt aangegeven, alsmede een vastgesteld streekplan herzien.
Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder a, voor zover hier van belang, kan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep worden ingesteld tegen een concrete beleidsbeslissing, een herziening of een intrekking daarvan, opgenomen in een streekplan.
Ingevolge artikel 1 van de WRO wordt onder een concrete beleidsbeslissing verstaan een als zodanig door het bestuursorgaan aangegeven besluit in een planologische kernbeslissing, een streekplan of een regionaal structuurplan.
Ingevolge artikel 7, derde lid, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: het Besluit) wordt in een streekplan een concrete beleidsbeslissing als zodanig in de tekst of op de kaart benoemd en herkenbaar aangegeven.
Uit deze bepalingen volgt dat de Afdeling met betrekking tot een vastgesteld of herzien streekplan slechts bevoegd is te oordelen over beroepen die zijn gericht tegen daarin vervatte concrete beleidsbeslissingen. Indien een beroep is gericht tegen een niet door het bestuursorgaan als concrete beleidsbeslissing aangegeven onderdeel van een streekplan, is het niet gericht tegen een concrete beleidsbeslissing in de zin van artikel 1 van de WRO; de Afdeling is onbevoegd van zo’n beroep kennis te nemen.
2.2.2. De Afdeling stelt vast dat het beroep van appellante is gericht tegen een toevoeging aan Structurerend Element 11 (hierna: SE.11), welke toevoeging inhoudt dat incidentele burgerwoningbouw en/of bedrijfsvestiging buiten de rode contouren mogelijk is indien het gaat om gedupeerden van nationale en/of provinciale infrastructurele projecten voor zover hier binnen de rode contouren geen ruimte voor beschikbaar is en voor zover de noodzaak ervan niet ter discussie staat.
In het streekplan "Zuid-Holland West" is onder meer de volgende concrete beleidsbeslissing opgenomen:
"De op de kaartbladen contouren 1 tot en met 27 ingetekende rode contouren geven de grens aan van het stedelijk gebied, daarbuiten mag geen verdere verstedelijking plaatsvinden met inachtneming van het gestelde in SE.11."
De tekst van SE.11 luidt als volgt:
"Het accommoderen van nieuwe stedelijke functies buiten de rode contouren is behoudens enkele uitzonderingen niet toegestaan.
- Woningbouw buiten de rode contour is uitsluitend mogelijk in het kader van de ruimte-voor-ruimtebenadering (met inachtneming van SE.4 inzake bescherming waterfuncties en niet in groene contour-gebieden). Hieronder valt in ieder geval het rood in het groen overeenkomstig het IOPW zoals dat in het Westland door middel van aanduidingen op de streekplankaart is aangegeven en de woningbouw zoals die in de streekplanuitwerking voor de Duivenvoorde-corridor wordt voorgesteld.
- Op de vrijkomende terreinen van instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, voorzover gelegen buiten groene contourgebieden, zijn nieuwe stedelijke functies toegestaan. Voor de herinrichting van deze terreinen gelden randvoorwaarden die in acht genomen moeten worden."
2.2.3. De Afdeling overweegt dat het, gelet op artikel 1 van de WRO gelezen in samenhang met artikel 7, derde lid, van het Besluit, is vereist dat, voor zover hier van belang, een besluit als concrete beleidsbeslissing in de tekst wordt benoemd en herkenbaar wordt aangegeven. Nu aan de toevoeging aan SE.11 in de partiële streekplanherziening niet de status van concrete beleidsbeslissing is toegekend, kan deze toevoeging derhalve niet als zodanig worden aangemerkt.
2.2.4. Uit het voorgaande volgt dat tegen het streekplan "Eerste partiële herziening streekplan Zuid-Holland West 2003" in zoverre geen beroep openstaat en dat de Afdeling derhalve onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Dorst
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2006