200505140/1.
Datum uitspraak: 15 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1380 van de rechtbank Maastricht van 9 mei 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul.
Bij besluit van 13 april 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul (hierna: het college) appellante onder aanzegging van bestuursdwang opgedragen de overkapping, gelegen op het perceel [locatie 1] te [plaats] en de uitbreiding van het gebouw gelegen op het perceel [locatie 2] te [plaats], voor 1 mei 2005 af te breken.
Bij besluit van 2 augustus 2004 heeft het college het door appellante daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 mei 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door appellante daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 13 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 juni 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 12 juli 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 januari 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door [directeur], bijgestaan door mr. R.A.M. Verkoijen, gemachtigde en het college, vertegenwoordigd door mr. G. Goossens, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. Vast staat dat de overkapping en de uitbreiding van het bedrijfsgebouw zonder de vereiste bouwvergunning zijn opgericht, zodat het college terzake handhavend kon optreden.
2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. Niet in geschil is dat het ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar ter plaatse geldende bestemmingsplan "Uitbreidingsplan, aanwijzende de bestemmingen in hoofdzaak" geen mogelijkheid tot legalisering bood.
2.4. Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat evenmin concreet uitzicht op legalisering bestond op grond van de in procedure zijnde herziening van het bestemmingsplan.
Dit betoog slaagt. De raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul heeft op 5 juli 2004 het bestemmingsplan "Kernen Valkenburg aan de Geul, deelgebied 1 Houthem-St. Gerlach/Vroenhof" vastgesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat de bouwwerken met dit plan in overeenstemming zijn. Nu er verder ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar onvoldoende aanknopingspunten waren om aan te nemen dat het plan geen rechtskracht zou verkrijgen, heeft het college ten onrechte aangenomen dat geen concreet uitzicht op legalisatie bestond.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door appellante bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vernietigen. Het college dient opnieuw op de bezwaren van appellante te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 9 mei 2005, no. AWB 04/1380;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul van 2 augustus 2004, kenmerk 1738;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Valkenburg aan de Geul aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de gemeente Valkenburg aan de Geul aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van (in totaal) € 690,00 (zegge: zeshonderdnegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2006