ECLI:NL:RVS:2006:AV1735

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508487/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Het wijde blik 2004' vastgesteld door gemeenteraad van Wijdemeren

Op 3 februari 2005 heeft de gemeenteraad van Wijdemeren, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 december 2004, het bestemmingsplan 'Het wijde blik 2004' vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 24 november 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening, welke op 23 januari 2006 ter zitting is behandeld. Verzoekers waren vertegenwoordigd door hun gemachtigde en advocaat, terwijl de verweerder, het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, werd vertegenwoordigd door een ambtenaar. Ook de gemeenteraad van Wijdemeren was als partij aanwezig, vertegenwoordigd door een ambtenaar.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraak opgemerkt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De Voorzitter heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van bedenkingen tegen het bestemmingsplan was verstreken, aangezien verzoekers hun bedenkingengeschrift te laat hadden ingediend. Dit betekent dat verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun beroep tegen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten.

De Voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 februari 2006.

Uitspraak

200508487/2.
Datum uitspraak: 6 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], gevestigd respectievelijk wonend te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2005 heeft de gemeenteraad van Wijdemeren, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 december 2004, het bestemmingsplan "Het wijde blik 2004" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 september 2005, kenmerk 2005-10872, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 24 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 25 november 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 24 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 25 november 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 januari 2006, waar verzoekers, in de persoon van [gemachtigde] en bijgestaan door mr. H. Kroon, advocaat te Hilversum, en verweerder, vertegenwoordigd door W.J. Ardewijn, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Wijdemeren, vertegenwoordigd door mr. A. Dekken, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.3.    Ingevolge artikel 26 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) wordt het door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegd voor de duur van vier weken. Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de WRO, voor zover van belang, kunnen gedurende deze termijn schriftelijk bedenkingen worden ingebracht bij het college van gedeputeerde staten. Het vastgestelde plan is blijkens de publicaties met ingang van 4 maart 2005 gedurende vier weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen bedenkingen konden worden ingebracht eindigde derhalve op 31 maart 2005. Het bedenkingengeschrift van verzoekers, dat is ingediend naar aanleiding van de publicaties, is gedateerd 2 april 2005, en blijkens het stempel op 5 april 2005 ingekomen bij het college van gedeputeerde staten.
2.4.    Verzoekers hebben niet binnen de in artikel 27, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 26 van de WRO gestelde termijn, zoals deze in de voornoemde publicaties was opgenomen, bedenkingen tegen het plan ingebracht bij verweerder. Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, onder d, en 56, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 27, eerste en tweede lid, van de WRO, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten door degene die tegen het plan tijdig bedenkingen heeft ingebracht bij het college van gedeputeerde staten.
Dit is slechts anders, voorzover het besluit van het college van gedeputeerde staten strekt tot onthouding van goedkeuring, dan wel indien een belanghebbende aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig bedenkingen in te brengen. Geen van deze omstandigheden doet zich voor.
2.5.    Gelet op de omstandigheid dat de ontvankelijkheid ter zitting ambtshalve door de Voorzitter aan de orde is gesteld, zijn met instemming van partijen verzoekers in de gelegenheid gesteld om op dit punt na afloop van de zitting te reageren. Bij faxbericht van verzoekers, gedateerd 30 januari 2006 en op diezelfde dag bij de Raad van State ingekomen, hebben verzoekers, onder gelijktijdige toezending van dit bericht aan verweerder, van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Het gestelde in dit bericht leidt niet tot een andere conclusie dan in overweging 2.4. is omschreven. De Voorzitter wijst er hierbij op dat verzoekers het bedenkingengeschrift naar aanleiding van de publicaties hebben ingediend. De omstandigheid dat verzoekers door een gestelde onjuiste adressering geen kennis droegen van een brief van 17 februari 2005 van de gemeente Wijdemeren, maakt dit niet anders.
2.6.    Gelet op het vorenstaande verwacht de Voorzitter dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep van verzoekers niet-ontvankelijk zal achten. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Van Dorst
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2006
357-500.