ECLI:NL:RVS:2006:AV1734

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200507481/5
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake goedkeuring uitwerkingsplan Hilversum

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 februari 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het uitwerkingsplan '1e Uitwerkingsplan ex artikel 11 WRO Bestemmingsplan Binnenstad, Verleggen oprit parkeergarage Hilvertshof'. Verzoekster, de vereniging 'Vereniging van Eigenaren Groeszicht', heeft bezwaar gemaakt tegen de goedkeuring van dit plan door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. Het uitwerkingsplan beoogt de verlegging van de oprit van de parkeergarage om de luchtkwaliteit te verbeteren. Verzoekster vreest echter geluidsoverlast en een verslechtering van de luchtkwaliteit door de verkeersdrukte die de verlegging met zich mee kan brengen.

De Voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 23 januari 2006. Tijdens de zitting zijn zowel verzoekster als verweerder vertegenwoordigd. Verweerder heeft gesteld dat de goedkeuring van het plandeel niet in strijd is met de wet en dat de geluidseisen uit het Bouwbesluit 2003 worden nageleefd. Tevens is er een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit, waaruit blijkt dat de verlegging van de oprit niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

De Voorzitter heeft overwogen dat de onderzoeken aantonen dat de luchtkwaliteit in grote delen van het plangebied verbetert en dat de concentraties van de betrokken stoffen in de Prins Bernhardstraat gelijk blijven. Gezien deze bevindingen heeft de Voorzitter geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen en heeft het verzoek afgewezen. De uitspraak benadrukt dat het oordeel van de Voorzitter voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure.

Uitspraak

200507481/5.
Datum uitspraak: 6 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging van Eigenaren Groeszicht", gevestigd te Hilversum,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 17 mei 2005, heeft het college van burgemeester en wethouders van Hilversum het uitwerkingsplan "1e Uitwerkingsplan ex artikel 11 WRO Bestemmingsplan Binnenstad, Verleggen oprit parkeergarage Hilvertshof" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 19 juli 2005, kenmerk 2005-25831, beslist over de goedkeuring van het uitwerkingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 23 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 29 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 januari 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 januari 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [voorzitter] van verzoekster, en verweerder, vertegenwoordigd door W.J. Ardewijn, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door drs. T. Eisenburger, ambtenaar van de gemeente, en bijgestaan door mr. M.G.M. Leyendeckers, advocaat te Utrecht.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.3.    Het uitwerkingsplan "1e Uitwerkingsplan ex artikel 11 WRO Bestemmingsplan Binnenstad, Verleggen oprit parkeergarage Hilvertshof" (hierna: het uitwerkingsplan) voorziet onder meer in de verlegging van de oprit van de parkeergarage van de Veerstraat naar de Groest. Verzoekster verenigt de eigenaren van het appartementencomplex gelegen op de hoek van de Groest en de Prins Bernhardstraat. Met het verleggen van de oprit van de parkeergarage wordt beoogd om de luchtkwaliteit te verbeteren.
2.4.    Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Centrumrandgebied 2 (Crb2)" met de nadere aanduiding "oprit (o)" en verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening schorsing van het goedkeuringsbesluit op dit punt. Verzoekster vreest geluidsoverlast en een verslechtering van de luchtkwaliteit door de verkeersaantrekkende werking.
2.5.    Verweerder heeft dit plandeel niet in strijd met het recht of een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft dit goedgekeurd. Volgens verweerder zal het geluidsniveau in de woningen de in het Bouwbesluit 2003 opgenomen norm van 35 dB(A) niet overschrijden. Voorts wordt volgens verweerder voldaan aan de eisen van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk 2005).
2.6.    Volgens de stukken is op 18 augustus 2005 een bouwvergunning aangevraagd voor de verlegging van de oprit van de parkeergarage. Ter zitting is gesteld dat deze bouwvergunning in december 2005 zou zijn verleend.
2.7.    Uit artikel 37 van het Blk 2005 volgt dat het Blk 2005 op dit geding van toepassing is.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van het Blk 2005, voor zover hier van belang, nemen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, de in dit besluit genoemde grenswaarden voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) in acht.
Ingevolge artikel 7, derde lid, van het Blk 2005 kunnen bestuursorganen de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, in afwijking van dat lid mede uitoefenen indien:
a. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, onder b, van het Blk 2005 geldt voor stikstofdioxide (NO2) een grenswaarde van 40 microgram per m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010, en een grenswaarde van 200 microgram per m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden.
Ingevolge artikel 20 van het Blk 2005 geldt voor zwevende deeltjes (PM10) een grenswaarde van 50 microgram per m³ als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden, en een grenswaarde van 40 microgram per m³ als jaargemiddelde concentratie.
2.8.    Door het gemeentebestuur is een onderzoek verricht naar de gevolgen van het uitwerkingsplan op de luchtkwaliteit. Dit betreft het onderzoek "Gevolgen voor de luchtkwaliteit door het verleggen van de oprit van garage Hilvertshof", gedateerd 12 januari 2005. Het onderzoek heeft betrekking op de Veerstraat, de Prins Bernhardstraat en de Groest. Om de luchtkwaliteit te verbeteren is volgens het onderzoek een aantal maatregelen mogelijk zoals het verplaatsen van de oprit van de garage Hilvertshof. Voorts kan de garage worden voorzien van speedgates, welke zorgen voor een betere doorstroming. In bijlage 5 van het bedoelde onderzoek is een overzicht van onder meer de concentraties NO2 en PM10 opgenomen. De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM10 wordt volgens deze bijlage in 2003, 2005 en 2010 niet overschreden. De grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie voor PM10 wordt in 2003, 2005 en 2010 wel meer dan 35 keer per jaar overschreden ter plaatse van zowel de Veerstraat, de Prins Bernardstraat als de Groest. De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie NO2 wordt in 2003 overschreden ter plaatse van de Veerstraat en de Prins Bernhardstraat. In 2005 en 2010 wordt bij alle drie de voornoemde wegen voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie NO2. De grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 wordt in 2003, 2005 en 2010 niet overschreden. Uit bijlage 5 is af te leiden, voor zover er sprake is van overschrijdingen, dat de luchtkwaliteit verbetert. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat, mede ten gevolge van de verlegging van de oprit, het aantal overschrijdingen in de loop der tijd afneemt.
Tevens is een in opdracht van het gemeentebestuur uitgevoerd aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit overgelegd. Dit betreft het onderzoek "Aanpassing garage Hilvertshof, Beoordeling conform Besluit luchtkwaliteit 2005", uitgevoerd door Grontmij en gedateerd 20 december 2005. De verschillende varianten van het verleggen van de oprit van de parkeergarage zijn in dit onderzoek getoetst aan het Blk 2005. Uit het onderzoek is af te leiden dat op enkele plaatsen zowel de jaargemiddelde concentratie NO2 als de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10  wordt overschreden. Uit dit onderzoek blijkt voorts dat de concentraties van de desbetreffende stoffen bij verlegging van de oprit ten opzichte van de autonome ontwikkeling in het studiegebied afnemen of gelijk blijven. Dit laatste is het geval bij de Prins Bernhardstraat. In het rapport wordt geconcludeerd dat het verleggen van de oprit van de Veerstraat naar de Groest niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit in vergelijking met de autonome situatie.
2.9.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat de wijze van afwikkeling van de verkeersstromen niet vast staat. Ter zitting heeft het college van burgemeester en wethouders desgevraagd gesteld dat de wijze van afwikkeling van de verkeersstromen in een nog op te stellen verkeerscirculatieplan zal worden opgenomen. Hoewel naar het oordeel van de Voorzitter de nog niet afgeronde besluitvorming inzake de verkeerscirculatie de betekenis van de onderzoeken in concreto aanmerkelijk minder duidelijk te duiden maakt, is hij van oordeel dat uit die onderzoeken kan worden afgeleid dat verkeersmaatregelen mogelijk zijn waarbij aan artikel 7, derde lid, aanhef en onder a, van het Blk 2005 wordt voldaan. Uit het laatstgenoemde onderzoek blijkt weliswaar dat zowel de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie NO2 als de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10  wordt overschreden en dat derhalve niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van het Blk 2005. Ingevolge artikel 7, derde lid, aanhef en onder a, van het Blk 2005 staat echter een reeds bestaande overschrijding van een voor de luchtkwaliteit gestelde grenswaarde niet in de weg aan het uitoefenen van een bevoegdheid, zolang de concentratie van de betrokken stof in de buitenlucht niet verder toeneemt. Nu het uitwerkingsplan blijkens de hiervoor genoemde onderzoeken tot een verbetering van de luchtkwaliteit in grote delen van het plangebied leidt en de concentraties van de betrokken stoffen in de Prins Bernhardstraat gelijk blijven, heeft verweerder zich naar het voorlopig oordeel van de Voorzitter op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van strijd met het Blk 2005.
2.10.    In opdracht van het gemeentebestuur heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden naar de gevolgen van het verplaatsen van de oprit. In het rapport "Akoestische gevolgen verleggen oprit Hilvertshof", gedateerd 18 december 2003, is op de resultaten van dit akoestisch onderzoek ingegaan. Volgens het rapport is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder en is het treffen van aanvullende maatregelen niet nodig.
Bij de bouw in 1992 van het appartementencomplex "Groeszicht" is volgens de plantoelichting reeds rekening gehouden met de komst van de oprit en de daarmee gepaard gaande toename van het verkeer. Volgens het verslag van de hoorzitting voldoen de woningen in het complex "Groeszicht" aan de geluidsnormen.
In hetgeen verzoekster heeft aangevoerd ziet de Voorzitter geen aanknopingspunten voor het oordeel dat, ten opzichte van de geluidssituatie, zoals waarvan in het bestemmingsplan "Binnenstad" is uitgegaan en door dat plan maximaal mogelijk wordt gemaakt, zich thans ten gevolge van het uitwerkingsplan een verslechtering voordoet.
2.11.    Gezien het voorgaande acht de Voorzitter geen aanleiding aanwezig om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.12.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Van Dorst
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2006
357-500.