ECLI:NL:RVS:2006:AV1310

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503131/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor woningen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Breda over de bouwvergunning voor twee woningen op het adres Minister Nelissenstraat 29 en 29a te Breda. Het college van burgemeester en wethouders van Breda had op 29 juli 2003 een bouwvergunning verleend aan Lithos Bouw B.V. voor het bouwen van deze woningen. Echter, op 22 maart 2004 heeft het college deze vergunning herroepen na bezwaar van een appellant, en de bouwvergunning alsnog geweigerd. Lithos Bouw heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank, die op 28 februari 2005 het beroep gegrond verklaarde en de beslissing van het college vernietigde.

Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 11 november 2005 zijn de betrokken partijen verschenen, waaronder de appellant, het college en Lithos Bouw, vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de bouwvergunning niet kon verlenen op basis van het bestemmingsplan "Breda-Zuid". De Raad van State heeft vastgesteld dat de ontsluiting van de percelen voor autoverkeer dient te geschieden vanaf de Zonnebloemstraat, zoals voorgeschreven in de planvoorschriften.

De Raad van State heeft het hoger beroep van appellant gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van het college van 22 maart 2004 vernietigd. De Raad heeft het college opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij de bezwaren van appellant opnieuw in overweging moeten worden genomen. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van zowel Lithos Bouw als appellant.

Uitspraak

200503131/1.
Datum uitspraak: 8 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [wooplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04 / 948 van de rechtbank Breda van 28 februari 2005 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Lithos Bouw B.V., gevestigd te Amersfoort
en
het college van burgemeester en wethouders van Breda.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lithos Bouw B.V. (hierna: Lithos Bouw) bouwvergunning verleend voor het bouwen van twee woningen, met parkeervoorzieningen op eigen terrein, op het adres Minister Nelissenstraat 29 en 29a te Breda.
Bij besluit van 22 maart 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 29 juli 2003 herroepen en de bouwvergunning alsnog geweigerd.
Bij uitspraak van 28 februari 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door Lithos Bouw ingestelde beroep gegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 6 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 mei 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 6 juni 2005 heeft Lithos Bouw van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. J. Bergen, gemachtigde, het college, vertegenwoordigd door F.A.C. Kanters, werkzaam bij de gemeente, en Lithos Bouw, vertegenwoordigd door ir. G. van Uffelen RC, projectontwikkelaar, bijgestaan door mr. A.A. Robbers, advocaat te Apeldoorn, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het betoog van appellant dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op zijn bezwaren die hij destijds in bezwaar bij het college naar voren heeft gebracht en ter zitting bij de rechtbank heeft herhaald, faalt.
De rechtbank heeft in haar uitspraak kunnen volstaan met het geven van een oordeel over de door Lithos Bouw in beroep aangevoerde gronden, nu appellant tegen de beslissing op bezwaar geen beroep heeft ingesteld. Appellant hoefde dat ook niet te doen, nu die beslissing voor hem gunstig was.
2.2. De percelen waarop Lithos Bouw de twee woningen wil realiseren zijn in het geldende bestemmingsplan "Breda-Zuid" aangewezen als "Woongebied", met als nadere aanduiding "Ontwikkelingslocatie 3". Deze locatie is bestemd voor ten hoogste 30 ééngezinswoningen.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, onder 2, van de planvoorschriften moet de ontsluiting van locatie 3 voor alle verkeer, met uitzondering van langzaam verkeer dat ook via de Minister Nelissenstraat mag uitwegen, plaatsvinden vanaf de Zonnebloemstraat. Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
In de toelichting op het bestemmingsplan en op het daarbij behorende kaartje waarop locatie 3 is weergegeven (pagina 61) is aangegeven op welke wijze ontsluiting voor autoverkeer vanaf de hof naar de Zonnebloemstraat plaatsvindt en op welke wijze in de route voor langzaam verkeer is voorzien, met ontsluitingen aan de Zonnebloemstraat en de Minister Nelissenstraat. In die toelichting is vermeld: "De ontsluiting voor autoverkeer vindt plaats vanaf de Zonnebloemstraat. Vanaf de Minister Nelissenstraat is een route voor langzaamverkeer gewenst om te voorkomen dat de hof geïsoleerd raakt."
2.3. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank tot het onjuiste oordeel is gekomen dat het college er in de beslissing op bezwaar ten onrechte van is uitgegaan dat geen bouwvergunning voor de twee woningen kon worden verleend vanwege strijd van het bouwplan met artikel 6, eerste lid, onder 2, van de planvoorschriften.
2.4. Dit betoog treft doel. Genoemd artikel bepaalt dat ontsluiting vanaf de Zonnebloemstraat dient plaats te vinden voor alle verkeer, dus ook voor (auto)verkeer van de onderhavige percelen. Het artikel kan niet anders worden begrepen dan dat locatie 3 in zijn geheel - dus inclusief de onderhavige percelen - ontsloten moet worden vanaf de Zonnebloemstraat. Ook uit de - pijlen aangebracht op - de kaart in de toelichting is niet op te maken dat de onderhavige percelen uitgezonderd zijn van het voorschrift dat ontsluiting dient plaats te vinden vanaf de Zonnebloemstraat. De omstandigheid dat het college in het verleden bouwvergunningen heeft verleend voor het realiseren van woningen op locatie 3 - als gevolg waarvan de bereikbaarheid (per auto) van de onderhavige percelen feitelijk onmogelijk is geworden - is geen reden voor een andere uitleg van het planvoorschrift.
2.5. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat het college aan artikel 6, eerste lid, onder 2, van de planvoorschriften een onjuiste toepassing heeft gegeven.
2.6. Het hoger beroep van appellant is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
2.7. Hoewel het college bij de beslissing op bezwaar tot de juiste conclusie is gekomen dat het bouwplan van Lithos Bouw in strijd is met het bestemmingsplan, heeft het vervolgens ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 46, derde lid, van de Woningwet, op grond waarvan had behoren te worden nagegaan of voor het bouwplan vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan worden verleend. Dat betekent dat om die reden de beslissing op bezwaar toch niet in stand kan blijven.
2.8. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van Lithos Bouw gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar van 22 maart 2004 vernietigen.
2.9. Het college dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daarbij dienen de bezwaren die appellant in bezwaar naar voren heeft gebracht, opnieuw aan de orde te komen.
2.10. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van appellant en Lithos Bouw te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van appellant gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 28 februari 2005, 04 / 948;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van Lithos Bouw gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breda van 22 maart 2004, 1.2003.0223.003;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Breda tot vergoeding van de bij Lithos Bouw in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro),
geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en tot vergoeding van de bij appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; de bedragen dienen door de gemeente Breda aan Lithos Bouw en appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de gemeente Breda aan Lithos Bouw het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 273,00 (zegge: tweehonderddrieënzeventig euro) en aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 207,00 (zegge: tweehonderdzeven euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2006
202.