200503765/1.
Datum uitspraak: 8 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/763 WW44 K1 van de rechtbank Roermond van 30 maart 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Haelen.
Bij besluit van 23 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haelen (hierna: het college), onder voorwaarde van gedeeltelijke intrekking van een op 12 december 2002 verleende bouwvergunning, bouwvergunning verleend aan Combinatie Route Napoleone voor het oprichten van de geluidsschermen 1A en 1B op het perceel, kadastraal bekend gemeente Haelen, sectie B, nr. 625, plaatselijk bekend: Omleiding N273.
Bij brief van 6 april 2004 heeft appellant daartegen bezwaar gemaakt.
Tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar heeft appellant bij brief van 22 juni 2004 beroep ingesteld.
Bij besluit van 12 juli 2004 heeft het college het tegen het besluit van 23 december 2003 door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 maart 2005, verzonden op 5 april 2005, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het beroep voor zover dat is ingesteld tegen het niet tijdig door het college nemen van een beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en voor zover het ingevolge artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 12 juli 2004 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 25 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 mei 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 juli 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, zijn verschenen.
2.1. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 23 december 2003 aangemerkt moet worden als een nader besluit als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Awb en in de bij de rechtbank aanhangige procedure inzake de bouwvergunning van 12 december 2002 moest worden betrokken. Subsidiair betoogt hij dat de rechtbank heeft miskend dat het door hem in de beroepsprocedure inzake de bouwvergunning van 12 december 2002 ingediende aanvullend beroepschrift van 9 februari 2004 als een bezwaarschrift tegen het besluit van 23 december 2003 had moeten worden aangemerkt. Dit bezwaarschrift is volgens hem tijdig ingediend omdat van laatstgenoemd besluit op 9 januari 2004 een afschrift aan zijn gemachtigde is toegezonden.
2.2. De Afdeling stelt vast dat de in geding zijnde vergunning is verleend naar aanleiding van een nieuwe, op 30 oktober 2003 ontvangen, bouwaanvraag, waarvan overeenkomstig artikel 41 van de Woningwet kennisgeving is gedaan. De Afdeling stelt voorts vast dat de vergunde geluidsschermen waarop de thans in geding zijnde vergunningverlening betrekking heeft ten aanzien van de lengte, de ligging en de ruimtelijke uitstraling zodanig afwijken van de eerder vergunde geluidsschermen dat van een wijziging van ondergeschikte aard van het oorspronkelijk bouwplan geen sprake is. De rechtbank heeft dan ook terecht artikel 6:18, eerste lid, van de Awb op dit geval niet van toepassing geacht.
2.3. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Ingevolge artikel 6:7, gelezen in samenhang met artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorschreven wijze is bekendgemaakt.
Niet in geschil is dat het besluit van 23 december 2003 op de aanvraag om bouwvergunning op 24 december 2003 aan de aanvrager is toegezonden. Dit betekent dat de bezwaartermijn met ingang van 25 december 2003 is aangevangen en op 4 februari 2004 is geëindigd. Daargelaten de vraag of het aanvullend beroepschrift van 9 februari 2004 al aangemerkt kon worden als bezwaarschrift tegen het besluit van 23 december 2003 is de Afdeling met het college en de rechtbank van oordeel dat het hier in ieder geval geen tijdig ingediend bezwaarschrift betreft. Voorts is niet gebleken dat appellant redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig een bezwaarschrift in te dienen en doet zich hier derhalve geen verschoonbare termijnoverschrijding voor. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat het college het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft het beroep tegen het besluit van 12 juli 2004 terecht ongegrond verklaard.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Neuwahl
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2006