ECLI:NL:RVS:2006:AV1264
Raad van State
- Hoger beroep
- C.H.M. van Altena
- P.M.M. de Leeuw-van Zanten
- Rechtspraak.nl
Intrekking van wapenvergunningen en rechtsgeldigheid van beroepschrift
In deze zaak gaat het om de intrekking van twee verloven in de zin van de Wet wapens en munitie, alsmede de jachtakte en de Europese wapenpas van de appellant, die door de korpschef van de regiopolitie Gelderland-Zuid op 18 augustus 2004 is uitgevoerd. De appellant heeft tegen deze intrekking beroep aangetekend bij de Minister van Justitie, die op 11 april 2005 het beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank Arnhem heeft op 10 augustus 2005 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift geen gronden bevatte. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn standpunt heeft toegelicht.
De Raad van State heeft de zaak op 30 januari 2006 behandeld. De appellant was vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.M.C. Wessels, terwijl de Minister van Justitie zich niet heeft laten vertegenwoordigen. De Raad heeft overwogen dat het beroepschrift van de appellant niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden bevatte. De rechtbank had de appellant in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar de appellant heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend.
De Raad van State heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat de rechtbank niet ambtshalve de rechtsgronden had hoeven aanvullen, aangezien er geen sprake was van een ontvankelijk beroep. Het hoger beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak van de rechtbank Arnhem is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.