200505413/1.
Datum uitspraak: 1 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de stichting "Stichting Ruimte", gevestigd te Roermond,
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
Bij besluit van 21 oktober 2004 heeft de gemeenteraad van Roermond, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 september 2004, het bestemmingsplan "Roermondse Veld" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 24 mei 2005, kenmerk 2005/23221, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij faxbericht van 5 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 5 juli 2005, en appellante sub 2 bij faxbericht van 22 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2005, beroep ingesteld. Appellanten sub 1 hebben hun beroep aangevuld bij brief van 1 augustus 2005.
Bij brief van 13 september 2005 heeft de woningcorporatie Wonen Zuid (hierna: Wonen Zuid), die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend.
Bij brief van 26 september 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante sub 2 en Wonen Zuid. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2006, waar appellanten sub 1 in persoon en bijgestaan door P.H.E. Bloemer, advocaat te Roermond, appellante sub 2 (hierna: Stichting Ruimte), vertegenwoordigd door drs. W.A.J. Cartigny, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. C.J.H. Vanwersch-Maes, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn daar gehoord de gemeenteraad van Roermond, vertegenwoordigd door mr. J.D.E. van den Heuvel, advocaat te Venlo, en Wonen Zuid, vertegenwoordigd door mr. A.A. van den Brand, advocaat te Venlo, en A. Kwak.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Beroep van [appellanten sub 1]
Standpunt van appellanten
2.3. [Appellanten sub 1] stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden" met de aanduiding "volumineuze detailhandel" ter plaatse van de percelen [locaties 1 en 2] te [plaats]. Appellanten betogen dat de toegekende bestemming de gebruiksmogelijkheden van de percelen te zeer beperkt. Verder stellen zij dat deze bestemming de verkoopwaarde van de percelen verlaagt waardoor zij vermogensschade lijden.
Appellanten voeren in dit verband aan dat de toegekende bestemming in strijd is met de Nota perifere detailhandel gemeente Roermond. Zij betwisten dat het zogeheten vestigingsplaatsenbeleid van de gemeente Roermond in de weg staat aan de toekenning van een ruimere detailhandelsbestemming. Voor zover dit wel het geval zou zijn, betogen appellanten dat de gemeenteraad op grond van het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel van het vestigingsplaatsenbeleid had moeten afwijken.
2.3.1. Verweerder heeft in de bedenkingen van appellanten aanleiding gezien goedkeuring te onthouden aan de regel "[locatie 2] Detailhandel" in bijlage 1 van de planvoorschriften. Volgens hem dient aan deze regel het woord "volumineuze" te worden toegevoegd.
Verweerder heeft geen aanleiding gezien de betrokken plandelen in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht te achten en heeft daaraan goedkeuring verleend. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemeenteraad aan het belang van de herstructurering van de wijk Roermondse Veld zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen dan aan het belang van appellanten bij behoud van de bestemming die op grond van het voorheen van geldende plan op de betrokken percelen van toepassing was.
Vaststelling van de feiten
2.3.2. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.3.2.1. Aan de plandelen ter plaatse van de percelen [locaties 1 en 2] is de bestemming "Woondoeleinden" toegekend met de aanduiding "volumineuze detailhandel".
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor woondoeleinden aangewezen gronden bestemd voor:
- wonen, ook in woonzorgcomplexen;
- praktijkruimten en aan huis gebonden beroep;
- (al dan niet ondergronds gebouwde) stallingsvoorzieningen voor motorvoertuigen;
- openbare ruimten, waaronder begrepen wegverhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen.
2.3.2.2. Ingevolge artikel 3, tweede lid, onder 2e, van de planvoorschriften, zijn de gronden dan wel opstallen, daar waar op de plankaart een afwijkende functie is aangeduid, mede bestemd voor de daar aangegeven en in bijlage 1 bij de planvoorschriften nader verklaarde, van het eerste lid afwijkende functie. Deze medebestemming geldt tot het tijdstip waarop de afwijkende functie is vervangen door een functie die past binnen de in het eerste lid gegeven doeleindenomschrijving, dan wel de gronden en/of opstallen gedurende twee jaar niet meer voor de afwijkende functie zijn gebruikt.
2.3.2.3. Op bijlage 1, lijst van afwijkende functies, staat vermeld:
- [locatie 1] Volumineuze detailhandel;
- [locatie 2] Detailhandel.
2.3.2.4. Blijkens de stukken beoogt het plan een juridisch-planologische regeling te bieden voor de herstructurering van de wijk Roermondse Veld. Het plan heeft onder meer tot doel de bouw van nieuwe woningen en de verbetering van de woonomgeving mogelijk te maken.
2.3.2.5. Blijkens de Nota perifere detailhandel, gemeente Roermond, vastgesteld door de gemeenteraad in mei 2001, streeft de gemeente ernaar volumineuze detailhandel op perifere locaties te projecteren. Bestaande solitaire perifere detailhandelsvestigingen dienen een toegespitste bestemming te krijgen.
2.3.2.6. In het voorheen geldende bestemmingsplan was aan de betrokken plandelen de bestemming "Zaakpanden, bebouwingsklasse ZI" toegekend. Niet in geschil is dat op grond van deze bestemming op de percelen ruimere gebruiksmogelijkheden van toepassing waren, dan de mogelijkheden die het voorliggende plan biedt.
2.3.3. Ten aanzien van het beroep van appellanten op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel wordt overwogen dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De gemeenteraad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een uitzondering had moeten worden gemaakt op dit uitgangspunt. Anders dan appellanten betogen, vormt het tijdsverloop sinds de vaststelling van het voorheen geldende plan niet een zodanige bijzondere omstandigheid.
2.3.3.1. Voorts is de Afdeling van oordeel dat verweerder bij de afweging van belangen in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van de herstructurering van de wijk met inbegrip van de detailhandelsstructuur, dan aan het financiële belang van appellanten dat is gediend bij voortzetting van de voorheen geldende bestemming. Daarbij is in aanmerking genomen dat de toegekende aanduiding "volumineuze detailhandel" is toegespitst op de huidige bedrijfsvoering zodat het plan daarvoor geen beperkingen meebrengt. Hetgeen appellanten hebben aangevoerd over de Nota perifere detailhandel, leidt niet tot een ander oordeel, aangezien op afdoende wijze is gemotiveerd waarom in dit geval van het beleid is afgeweken.
2.3.3.2. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden" met de aanduiding "volumineuze detailhandel" ter plaatse van de percelen [locaties 1 en 2] te [plaats] niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden" met de aanduiding "volumineuze detailhandel" ter plaatse van de percelen [locaties 1 en 2] te [plaats].
Het beroep van [appellanten sub 1] is ongegrond.
Beroep van Stichting Ruimte
2.4. Stichting Ruimte stelt in beroep dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. Zij betoogt dat de gemeente onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de cultuurhistorische waarden van de wederopbouwarchitectuur in de wijk Roermondse Veld.
2.4.1. Verweerder heeft in de bedenkingen van appellante geen aanleiding gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten. Volgens hem heeft de gemeenteraad alle cultuurhistorische waarden op zorgvuldige wijze bij het bestemmingsplan betrokken.
Vaststelling van de feiten
2.4.2. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.2.1. Blijkens de stukken beoogt het plan een juridisch-planologische regeling te bieden voor de herstructurering van de wijk Roermondse Veld. Het plan heeft onder meer tot doel de bouw van nieuwe woningen en de verbetering van de woonomgeving mogelijk te maken.
2.4.2.2. De gemeenteraad heeft het standpunt ingenomen dat in het bestemmingsplan en de daarbij behorende toelichting in voldoende mate aandacht is besteed aan de wederopbouwarchitectuur. Een groot deel van de kwaliteit van het culturele erfgoed uit de wederopbouwperiode wordt behouden. Het betreft de laagbouw uit de wederopbouwperiode en de stedenbouwkundige structuur van dit laagbouwgebied. Van andere karakteristieke bebouwing mag de verschijningsvorm weliswaar gaaf zijn, maar de bouw- en woontechnische kwaliteit van deze complexen is volgens de gemeenteraad zo slecht dat een woonfunctie niet meer denkbaar is. Renovatie is vrijwel niet meer mogelijk. Mede gelet op de ontwikkelingen in de woonwensen zijn de betrokken woningen incourant. Een aantal flats uit de vijftiger en zestiger jaren van de twintigste eeuw zal daarom worden gesloopt, een aantal andere wordt echter gerenoveerd en behouden.
2.4.3. Voor zover appellante betoogt dat in de plantoelichting onjuistheden voorkomen en dat daarin onvoldoende aandacht is besteed aan de cultuurhistorische waarden, wordt overwogen dat de plantoelichting geen onderdeel uitmaakt van het plan zodat daaraan geen bindende betekenis kan worden toegekend. In eventuele onjuistheden of onvolledigheden in de plantoelichting, wat daar overigens ook van zij, hoefde verweerder dan ook geen aanleiding te zien goedkeuring aan het plan te onthouden.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, is de Afdeling voorts van oordeel dat verweerder zich heeft kunnen aansluiten bij het standpunt van de gemeenteraad dat bij de afweging van belangen meer gewicht moet worden toegekend aan het maatschappelijke belang bij herstructurering van de wijk Roermondse Veld dan aan het behoud van alle woningbouwcomplexen uit de wederopbouwperiode in die wijk.
2.4.3.1. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan wat betreft het aspect cultuurhistorie niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep van Stichting Ruimte is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Bultema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2006