ECLI:NL:RVS:2006:AV0955

Raad van State

Datum uitspraak
26 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200510102/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake wijziging beluchting composthoop door Groenrecycling Combinatie B.V.

Op 26 januari 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen de vereniging 'Recht door Recht' als verzoekster en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland als verweerder. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van 26 oktober 2004, waarbij verweerder een melding van Groenrecycling Combinatie B.V. heeft geaccepteerd. Deze melding betrof een wijziging van continue geforceerde beluchting naar discontinue geforceerde beluchting van een composthoop. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreest voor meer geuroverlast door de gewijzigde beluchtingsmethode.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 17 januari 2006 ter zitting behandeld. Verzoekster was vertegenwoordigd door W.J. ter Keurs, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. N.A.M. Priems en Y.E. de Hoogh. Ook vergunninghoudster, vertegenwoordigd door A.J. Kaijser, was aanwezig. Tijdens de zitting heeft verzoekster aangevoerd dat de melding tot grotere nadelige gevolgen voor het milieu leidt dan de eerder verleende vergunning. De Voorzitter heeft echter geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn dat de gewijzigde bedrijfsvoering leidt tot een toename van geurhinder.

De Voorzitter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van onverwijlde spoed, zoals vereist voor het treffen van een voorlopige voorziening. De discontinue beluchting vindt al enige tijd plaats en er is niet aangetoond dat deze wijziging leidt tot meer geurhinder. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 januari 2006.

Uitspraak

200510102/2.
Datum uitspraak: 26 januari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de vereniging ""Recht door Recht"", gevestigd te Voorschoten,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2004 heeft verweerder een melding als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer geaccepteerd van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ""Groenrecycling Combinatie B.V."" inzake een wijziging van continue geforceerde beluchting in discontinue geforceerde beluchting van de composthoop.
Bij besluit van 1 november 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 12 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 12 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 januari 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door W.J. ter Keurs, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. N.A.M. Priems en Y.E. de Hoogh, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door A.J. Kaijser.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekster voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat de melding niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan de activiteiten waarvoor vergunning is verleend. Zij vreest meer geuroverlast, onder meer omdat niet is aangetoond dat vergunninghoudster in staat is om vast te stellen wanneer beluchting van de composthoop dient plaats te vinden.
2.3. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De Voorzitter ziet in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van onverwijlde spoed in de zin van dit artikellid. De Voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat discontinue beluchting al enige tijd plaatsvindt binnen de inrichting en dat niet aannemelijk is geworden dat door de gewijzigde bedrijfsvoering de geurhinder is toegenomen.
Het verzoek komt derhalve niet voor inwilliging in aanmerking.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Heijerman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2006