200502864/1.
Datum uitspraak: 1 februari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Terschelling,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. 04/248 van de rechtbank Leeuwarden van 23 februari 2005 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
Bij besluit van 7 augustus 2003 heeft appellant het verzoek van [verzoeker] om een wijzigingsbevoegdheid toe te passen ten aanzien van het perceel kadastraal bekend gemeente Terschelling, sectie […], no. […] te [plaats] (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 20 januari 2004 heeft appellant het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 februari 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 1 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 10 juli 2005 heeft [verzoeker] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door H.T. Smit, ambtenaar der gemeente, en [verzoeker], bijgestaan door drs. D. Fischer, zijn verschenen.
2.1. Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan "Tweede Correctieve en partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied (Polder)" de bestemming "Agrarisch gebied B".
2.2. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), voor zover hier van belang, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald, dat burgemeester en wethouders volgens bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen.
Ingevolge artikel 27J van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig het gestelde in artikel 11 van de WRO het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Agrarisch gebied B" binnen een als zodanig aangegeven gedeelte mag worden gewijzigd in een bestemming "Kampeerterrein" mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in bijlage 7 bij de voorschriften neergelegde beleid ten aanzien van de herverkaveling van kampeerterreinen.
In bijlage 7 bij de voorschriften zijn, voor zover hier van belang, de criteria waaronder de bestemming "Agrarisch gebied B" gewijzigd kan worden in een bestemming "Kampeerterrein" en "Bebossing", ontleend aan de Beleidsnotitie Kamperen (1991), neergelegd.
Bij besluit van 22 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Terschelling de notitie "Beleidsregels kamperen gemeente Terschelling" aangenomen, die de Beleidsnotitie Kamperen (1991) heeft vervangen.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij, gelet op de aan hem toegekende discretionaire bevoegdheid om het bestemmingsplan te wijzigen, bevoegd was, indien voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in bijlage 7 van het bestemmingsplan, ook andere aspecten in zijn besluitvorming te betrekken.
Het betoog slaagt niet. Appellant heeft bij de beslissing op bezwaar niet conform artikel 27J van de planvoorschriften getoetst of onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in bijlage 7 bij het bestemmingsplan opgenomen beleid dat is ontleend aan de Beleidsnotitie Kamperen van 1991. Door uitsluitend te toetsen aan het beleid dat is neergelegd in de notitie "Beleidsregels kamperen gemeente Terschelling" van 22 oktober 2002, heeft appellant miskend dat eerst dient te worden vastgesteld of voldaan wordt aan de voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid. De rechtbank heeft terecht het beroep wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gegrond verklaard.
Hierbij wordt opgemerkt dat, indien aan deze voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan, het college bij de uitoefening hiervan discretionaire bevoegdheid toekomt om tot wijziging van het bestemmingsplan over te gaan. Het college kan, indien hij bij de te nemen beslissing op bezwaar tot de conclusie komt dat aan die voorwaarden is voldaan, bij de uitoefening van die bevoegdheid het nieuwe beleid betrekken, maar dient ook rekening te houden met de voorgeschiedenis van het verzoek van [verzoeker], die zich reeds onder het oude, ruimere beleid heeft afgespeeld.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. W. van den Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2006