ECLI:NL:RVS:2006:AV0238

Raad van State

Datum uitspraak
18 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200509003/4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake kapvergunning voor bomen aan de Albert Schweitzerlaan

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 januari 2006 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoeker, het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn, had op 11 februari 2005 een vergunning verleend voor het vellen van veertien bomen op een perceel aan de Albert Schweitzerlaan. Dit besluit werd aangevochten door de wederpartijen, die bezwaar maakten tegen de kapvergunning. Op 14 oktober 2005 verklaarde de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen het beroep van de wederpartijen gegrond en schorste de kapvergunning, wat leidde tot het hoger beroep van verzoeker bij de Raad van State.

Verzoeker stelde dat er een spoedeisend belang was bij het opheffen van de schorsing, omdat de aansluiting van het fietspad Albert Schweitzerlaan-Gezondheidspark niet gerealiseerd kon worden zolang de kapvergunning geschorst was. Verzoeker wilde de werkzaamheden aan het fietspad zo snel mogelijk afronden. Tijdens de zitting op 5 januari 2006 werd duidelijk dat verzoeker en de wederpartijen overeenstemming hadden bereikt over het aantal te kappen bomen, dat beperkt zou worden tot zes bomen die in het tracé van het fietspad stonden. De overige bomen zouden behouden blijven.

De Voorzitter oordeelde dat, gezien de overeenstemming tussen partijen, verzoeker een nieuwe beslissing op bezwaar kon nemen, waardoor de schorsing van de kapvergunning zou vervallen. Hierdoor was er volgens de Voorzitter geen spoedeisend belang meer bij het verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek werd dan ook afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200509003/4.
Datum uitspraak: 18 januari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. 05/416, 05/1589 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 14 oktober 2005 in het geding tussen:
[wederpartijen], gevestigd en wonend te [woonplaatsen],
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2005 heeft verzoeker een vergunning verleend voor het vellen van veertien bomen op een perceel gelegen aan de Albert Schweitzerlaan.
Bij besluit van 16 september 2005 heeft verzoeker de daartegen door de [wederpartijen] gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 oktober 2005, verzonden op 18 oktober 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door de [wederpartijen] ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, bepaald dat verzoeker nader op de bezwaren van de [wederpartijen] beslist met inachtneming van de uitspraak en hangende die besluitvorming de op 11 februari 2005 verleende kapvergunning geschorst.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 oktober 2005, voor zover thans van belang, hoger beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 december 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 januari 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.D.G. Visser, ambtenaar van de gemeente Apeldoorn, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het spoedeisend belang bij het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende het opheffen van de door de voorzieningenrechter getroffen voorziening tot schorsing van de kapvergunning van 11 februari 2005, is volgens verzoeker gelegen in de omstandigheid dat de aansluiting van het fietspad Albert Schweitzerlaan-Gezondheidspark niet kan worden gerealiseerd zolang de kapvergunning van 11 februari 2005 is geschorst, omdat voor het realiseren van die aansluiting zes bomen dienen te worden gekapt, en verzoeker zo spoedig mogelijk de werkzaamheden aan het fietspad wil afronden.
2.3.    Vaststaat dat verzoeker en de [wederpartijen] na onderling overleg zijn overeengekomen, dat het aantal te kappen bomen wordt beperkt tot de zes bomen die in het geplande tracé van het fietspad staan. De overige bomen kunnen worden gehandhaafd nu het fietspad niet in asfalt, maar in tegels zal worden uitgevoerd. Gelet op deze overeenstemming tussen partijen, waarbij grotendeels tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van de [wederpartijen], kan verzoeker dienovereenkomstig een nieuwe beslissing op bezwaar nemen. Nu met een zodanige nieuwe beslissing de voorziening van de voorzieningenrechter, waarbij de kapvergunning is geschorst, vervalt, kan verzoeker de opheffing van de schorsing van de kapvergunning zelf bewerkstelligen. Er bestaat naar het oordeel van de Voorzitter dan ook geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Groenendijk
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2006
362.