200502800/1.
Datum uitspraak: 18 januari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Crescendo Investment Group IV B.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. Awb 04 / 2617 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 februari 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
Bij besluit van 6 april 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) een verzoek van appellante om handhavend op te treden tegen de tippelzone en de afwerkvoorzieningen aan de Achtseweg Zuid te Eindhoven afgewezen.
Bij besluit van 22 juli 2004 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 februari 2005, verzonden op 18 februari 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 30 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van 28 april 2005 en 7 oktober 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 25 mei 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2005, waar appellante in persoon, bijgestaan door mr. R.M. van Bemmel, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C.H.G. Schavemaker, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ter plaatse rust ingevolge het geldende bestemmingsplan "De Halve Maan" de bestemming "Industriedoeleinden".
Ingevolge artikel 3.1 van de planvoorschriften zijn de op de kaart als zodanig aangegeven gronden bestemd voor:
a. doeleinden van handel en bedrijf in de vorm van industriële- en handelsbedrijven, met uitzondering van detailhandel genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de staat van bedrijfsactiviteiten, met daarbij behorende gebouwen, dienstwoningen, (parkeer)terreinen en overige voorzieningen, met dien verstande dat categorie A-inrichtingen uitsluitend op de op de plankaart als zodanig aangegeven gronden zijn toegestaan;
Voor zover op de kaart met "W" aangegeven zijn deze gronden tevens bestemd voor wonen.
2.2. Appellante komt op tegen de overweging van de rechtbank waarin zij vaststelt dat tussen partijen niet in geschil is dat de Achtseweg Zuid een openbare weg is in de zin van artikel 4 van de bestemmingsplanvoorschriften. Volgens appellante valt de Achtseweg Zuid juist onder de bestemming "Industriedoeleinden" en niet onder de in artikel 4 beschreven specifieke bestemming "Openbare weg". Appellante acht het gebruik van de weg als tippelzone strijdig met artikel 3.
2.2.1. Het betoog van appellante dat de Achtseweg Zuid geen openbare weg is in de zin van artikel 4 van de bestemmingsplanvoorschriften is terecht voorgedragen, doch kan niet tot het daarmee beoogde resultaat leiden. Ingevolge artikel 3 van de planvoorschriften zijn de op de kaart als "Industriedoeleinden" bestemde gronden mede bestemd voor openbare wegen. De Afdeling ziet in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat een openbare weg in de zin van artikel 3 niet de functie van verkeersdoeleinden zou hebben.
2.2.2. De rechtbank heeft terecht onder verwijzing naar de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak van 27 september 1991 in zaak nr. S03.91.2808 (BR 1992, blz. 203) overwogen dat het tippelen van prostituees op het trottoir en het rijden van de auto's van klanten over de wegen niet in strijd wordt geacht met een aan de betrokken grond gegeven bestemming "Verkeersdoeleinden". Voorts is in die uitspraak overwogen dat het contact dat in voorkomende gevallen tussen voornoemde weggebruikers plaatsvindt in een geparkeerde auto, evenmin in strijd is met het bestemmingsplan, waarbij de Afdeling zich aansluit.
De Afdeling ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de activiteiten als hiervoor beschreven is strijd zijn met de ter plaatse geldende bestemming "Industriedoeleinden".
2.2.3. Aan het betoog van appellante dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat met het verlenen van de bouwvergunning - die rechtens onaantastbaar is - voor de hekken rond de afwerkplekken het gebruik van die plekken is gelegaliseerd wordt niet toegekomen, nu gelet op het vorenstaande het gebruik van parkeerplaatsen niet in strijd kan worden geacht met de ter plaatse geldende bestemming. Overigens heeft de verleende bouwvergunning op die plekken zelf geen betrekking.
2.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen bestond er voor het college geen bevoegdheid om handhavend op te treden tegen de tippelzone en de afwerkvoorzieningen. De rechtbank is terecht tot deze conclusie gekomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient met verbetering van de gronden waarop deze rust te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2006