ECLI:NL:RVS:2006:AU9778

Raad van State

Datum uitspraak
10 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200509311/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijzigingsplan Langesteeg 1b te Leusden

Op 10 januari 2006 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft het wijzigingsplan 'Langesteeg 1b', dat op 19 juli 2005 door het college van burgemeester en wethouders van Leusden is vastgesteld. De stichting 'Stichting Nieuw Knal Groen', gevestigd te Leusden, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 3 januari 2006 ter zitting behandeld, waar de verweerder, vertegenwoordigd door ing. M. van Gessel, en het college van burgemeester en wethouders van Leusden, vertegenwoordigd door R.M.J. van der Borg, aanwezig waren. Verzoekster was afwezig.

De Voorzitter heeft overwogen dat het wijzigingsplan voorziet in een vergroting van het agrarisch bouwperceel van 1,15 hectare naar 1,38 hectare, met als doel de bouw van een melkrundveestal mogelijk te maken. Verzoekster betwistte de goedkeuring van het plan door verweerder, stellende dat het in strijd is met het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost en dat de wijzigingsbepaling onvoldoende objectief is begrensd. Tevens werd aangevoerd dat de uitbreiding zou leiden tot een toename van de ammoniakuitstoot, wat in strijd zou zijn met de doeleindenomschrijving van de vigerende bestemming.

Verweerder heeft echter gesteld dat het plan niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat aan de voorwaarden voor de wijzigingsbepaling is voldaan. De Voorzitter concludeerde dat de noodzaak voor de vergroting van het bouwperceel voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering voldoende is aangetoond en dat de bouw van de melkrundveestal niet leidt tot een toename van het aantal dieren, waardoor de ammoniakuitstoot niet zal toenemen. Gezien deze overwegingen heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200509311/2.
Datum uitspraak: 10 januari 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting 'Stichting Nieuw Knal Groen', gevestigd te Leusden,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leusden het wijzigingsplan "Langesteeg 1b" vastgesteld.
Bij besluit van 4 oktober 2005, 2005REG003011i heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 7 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 januari 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door ing. M. van Gessel, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders van Leusden, vertegenwoordigd door R.M.J. van der Borg, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord. Verzoekster is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.3.    Het plan voorziet in een vergroting van het agrarisch bouwperceel dat in het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" voor de gronden aan de Langesteeg 1b is opgenomen. De omvang van het bouwperceel wordt vergroot van 1,15 hectare tot 1,38 hectare teneinde de bouw van een melkrundveestal mogelijk te maken.
2.4.    Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring aan het plan heeft verleend. Zij voert aan dat het plan in strijd is met het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost. Voorts stelt zij dat de wijzigingsbepaling in het bestemmingsplan onvoldoende objectief is begrensd en daarom buiten toepassing had moeten blijven. Aan de wijzigingsvoorwaarden is volgens haar niet voldaan, nu niet is aangetoond dat de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Ook zal uitbreiding van het bouwperceel leiden tot toeneming van de ammoniakuitstoot hetgeen in strijd is met de doeleindenomschrijving van de vigerende bestemming, aldus verzoekster. In dat verband stelt verzoekster dat met het oog op de nabijgelegen Schoolsteegbosjes, mogelijk een ontheffing op grond van de Natuurbeschermingswet is vereist.
2.5.    Verweerder acht het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht en heeft daaraan goedkeuring verleend. Hij heeft daartoe overwogen dat het plan niet in strijd is met het Reconstructieplan of het Streekplan. Hij acht de wijzigingsbepaling voldoende objectief begrensd en stelt dat aan de voorwaarden voor toepassing van deze bepaling is voldaan. Aangezien het aantal dieren gelijk blijft zal de ammoniakuitstoot niet toenemen zodat volgens verweerder strijdigheid met de doeleindenomschrijving van de vigerende bestemming niet aan de orde is, evenmin als een ontheffing op grond van de Natuurbeschermingswet.
2.6.    De gronden aan de Langesteeg 1b zijn in het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost aangemerkt als verwevingsgebied. In dat plan zijn deze gronden bovendien gelegen in een zone die is aangeduid als 'Zoekgebied Robuuste Ecologische Verbindingszone'. In het Reconstructieplan (p. 93) is vermeld dat zones die zijn aangemerkt als 'Zoekgebied Robuuste Ecologische Verbindingszone' worden gevrijwaard van onomkeerbare ontwikkelingen die de realisatie en het functioneren van de zone bemoeilijken, zoals (nieuw)vestiging van niet passende functies. Uitbreiding van bestaande (agrarische) bedrijven is binnen de bestaande beleidskaders vooralsnog mogelijk. Het Reconstructieplan staat in zoverre derhalve niet in de weg aan de in het wijzigingsplan mogelijk gemaakte vergroting van het bouwperceel voor de bouw van een stal voor grondgebonden veehouderij. Ook het op p. 118 van het Reconstructieplan vermelde beleid voor verwevingsgebieden, staat daar niet aan in de weg. Voor zover verzoekster betoogt dat de bouw van een melkrundveestal de aanleg van een faunapassage over het Eemkanaal onmogelijk maakt zodat de realisatie en het functioneren van de verbindingszone wordt bemoeilijkt, overweegt de Voorzitter dat niet valt in te zien dat de bouw van een stal aan de achterzijde van een agrarisch bouwperceel in de weg staat aan de aanleg van een faunapassage over de aan de voorzijde van het agrarisch bouwperceel gelegen kanaal. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt bovendien dat er geen plannen bestaan om de op korte afstand van het plangebied gelegen bestaande verkeersbrug over het Eemkanaal om te vormen tot faunapassage. Gelet hierop kan de Voorzitter verzoekster niet volgen in haar stelling dat het plan in strijd is met Reconstructieplan.
Anders dan verzoekster stelt is het wijzigingsplan niet gebaseerd op artikel 5, twaalfde lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan  "Buitengebied 1996" maar op artikel 5, vijftiende lid, van die voorschriften. In het laatstgenoemde artikel is, voor zover hier van belang, bepaald dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is de oppervlakte van een bouwperceel te vergroten mits de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond. Deze bepaling is voldoende objectief begrensd. Voorts acht de Voorzitter de noodzaak van de vergroting van het bouwperceel voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering voldoende aangetoond. Uit de stukken blijkt in dit verband dat de bouw van de melkrundveestal vanwege bedrijfshygiëne en dierenwelzijn is ingegeven alsmede vanwege een voorgenomen gewijzigde bedrijfsvoering.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de bouw van de melkrundveestal er niet toe leidt dat er meer dieren op het perceel zullen worden gehouden. In de onherroepelijk milieuvergunning is het aantal dieren dat gehouden mag worden gelijk aan het huidige aantal dieren dat gehouden wordt. Gelet hierop is de veronderstelling van verzoekster dat het plan ertoe leidt dat een groter aantal dieren zal worden gehouden waardoor de ammoniakuitstoot zal toenemen onjuist. Daarmee komt de basis te ontvallen aan haar betoog ten aanzien van de doeleindenomschrijving van de vigerende bestemming en aan haar betoog ten aanzien van de Natuurbeschermingswet.
2.7.    Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen het belang dat is gediend met uitvoering van het plan, ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Rop
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2006
417.