ECLI:NL:RVS:2006:1

Raad van State

Datum uitspraak
25 juli 2006
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
200604830/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
  • O. van Loon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep tegen deze afwijzing

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De minister heeft op 7 juni 2006 besloten om de aanvraag van de appellant af te wijzen. De appellant heeft hiertegen beroep aangetekend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle. Op 29 juni 2006 heeft de voorzieningenrechter het beroep ongegrond verklaard. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, welke zaak op 25 juli 2006 is behandeld.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de argumenten die door de appellant zijn aangevoerd in het hoger-beroepschrift niet voldoende zijn om de uitspraak van de voorzieningenrechter te vernietigen. De Raad concludeert dat de aangevoerde punten geen vragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. Daarom wordt het hoger beroep als kennelijk ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de voorzieningenrechter bevestigd.

De Raad van State heeft in zijn beslissing geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200604830/1.
Datum uitspraak: 25 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06/27528 en 06/27529 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 29 juni 2006 in het geding tussen:
appellant
en
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 29 juni 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, voor zover thans van belang, het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 1 juli 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 10 juli 2006 heeft de minister een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Hetgeen is aangevoerd in het hoger-beroepschrift en voldoet aan het bepaalde in artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Spoel w.g. Van Loon
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2006
284-502.