ECLI:NL:RVS:2005:AW7295

Raad van State

Datum uitspraak
17 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508915/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
  • E.J.J.M. van Tielraden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring

In deze zaak heeft de Raad van State op 17 november 2005 uitspraak gedaan over het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 14 oktober 2005. Appellant was in vreemdelingenbewaring gesteld op 15 september 2005 en had tegen de uitspraak van de rechtbank beroep ingesteld, dat ongegrond werd verklaard. In hoger beroep heeft appellant grieven ingediend, maar de Raad van State oordeelde dat deze grieven niet eerder in de eerste aanleg naar voren waren gebracht. Dit is in strijd met artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000, dat vereist dat grieven in het hoger-beroepschrift worden opgenomen. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten voor het indienen van hoger beroep. Het verzoek om schadevergoeding werd om dezelfde reden afgewezen. De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de leden van de enkelvoudige kamer de beslissing hebben vastgesteld.

Uitspraak

RAAD VAN STATE
200508915/1.
Datum uitspraak: 17 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
A,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/42281 van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, van 14 oktober 2005 in het geding tussen:
appellant
en
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2005 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 14 oktober 2005, verzonden op 18 oktober 2005, heeft de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam (hierna: de rechtbank), het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, bij de Raad van State binnengekomen op 25 oktober 2005, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 2 november 2005 heeft de minister een nader stuk ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bevat het hoger-beroepschrift, in aanvulling op de in artikel 6:5, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gestelde eisen, één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel omschrijft een grief het onderdeel van de uitspraak waarmee de indiener zich niet kan verenigen, alsmede de gronden waarop de indiener zich daarmee niet kan verenigen.
Ingevolge het derde lid wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien niet is voldaan aan het eerste of tweede lid, aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het hoger beroep. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.
2.2. Nu appellant zich blijkens de in zoverre onbestreden uitspraak in eerste aanleg heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, heeft hij hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd niet als zodanig in eerste aanleg naar voren gebracht. Dat dat voor het eerst in hoger beroep gebeurt, verdraagt zich niet met het bepaalde in voormeld artikel 85 van de Vw 2000.
2.3. Het hoger beroep is, gelet op voormeld artikel 85, derde lid, van de Vw 2000, kennelijk niet-ontvankelijk. Het verzoek om schadevergoeding komt reeds hierom niet voor toewijzing in aanmerking.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J.J.M. van Tielraden, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Spoel w.g. Van Tielraden
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2005
156-513.