ECLI:NL:RVS:2005:AU8782

Raad van State

Datum uitspraak
28 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503687/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de onttrekking van een spoorwegovergang aan het openbaar verkeer door de gemeente Putten

In deze zaak gaat het om de onttrekking van een weggedeelte van de spoorwegovergang Tintelersteeg aan het openbaar verkeer door de raad van de gemeente Putten. Dit besluit, genomen op 8 januari 2004, werd door appellanten betwist, die aanvoerden dat de raad een willekeurig beleid voerde en dat eerdere plannen tot sluiting van andere overwegen niet waren doorgegaan. Tevens stelden zij dat de schade die zij zouden lijden door de afsluiting niet adequaat zou worden vergoed.

De Raad van State oordeelt dat het besluit van de raad van Putten niet in strijd is met de wet. De onttrekking van de spoorwegovergang is gerechtvaardigd vanuit een veiligheidsstandpunt, in het kader van landelijk beleid om het aantal dodelijke slachtoffers op spoorwegovergangen te verminderen. De Raad stelt dat de belangen van de appellanten weliswaar geschaad worden, maar dat de aanleg van een parallelweg als alternatief voldoende tegemoetkomt aan hun belangen. De Raad concludeert dat de raad in redelijkheid het veiligheidsbelang zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen van de appellanten.

De uitspraak van de rechtbank Zutphen, die het beroep van appellanten ongegrond had verklaard, wordt bevestigd. De Raad van State oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing over het verzoek van appellanten om schadevergoeding kan niet afdoen aan de rechtmatigheid van de door de raad getroffen maatregel. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en bevestigd door de voorzitter en de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

200503687/1.
Datum uitspraak: 28 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen te Putten,
tegen de uitspraak in zaak no. 04/890 van de rechtbank Zutphen van 24 maart 2005 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Putten.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 januari 2004 heeft de raad van de gemeente Putten (hierna: de raad) het weggedeelte van de spoorwegovergang Tintelersteeg onttrokken aan het openbaar verkeer.
Bij besluit van 13 mei 2004 heeft de raad het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 maart 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 april 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2005  onderscheidenlijk 24 juni 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 25 juli 2005 heeft de raad van antwoord gediend.
ProRail BV (hierna: ProRail) is op de voet van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht als partij tot het geding toegelaten.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2005, waar [appellanten], de raad, vertegenwoordigd door mr. G.J. Vooren en M.H.C. Strootman, ambtenaren van de gemeente, en ProRail, vertegenwoordigd door [gemachtigden], daarbij werkzaam, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    In het in het besluit op bezwaar geïnserreerde advies van de commissie voor de behandeling van bezwaar- en beroepschriften is gemotiveerd aangegeven dat met de onttrekking van het weggedeelte van de spoorwegovergang aan het openbaar verkeer een veiligheidsbelang is gediend, hetgeen niet is weersproken. Voorts is overwogen dat de belangen van appellanten door de onttrekking weliswaar geschaad worden, maar slechts in beperkte mate omdat de aan te leggen parallelweg als alternatief kan dienen hetgeen de belangenafweging in het voordeel van de onttrekking heeft doen uitvallen. Aan het slot van het advies is nog gewezen op de mogelijkheid een beroep te doen op een nadeelcompensatieregeling van de Nederlandse Spoorwegen.
2.2.    Appellanten komen op tegen de overweging van de rechtbank dat met de aanleg van de parallelweg voldoende aan hun belangen tegemoet wordt gekomen nu zij daardoor slechts enkele honderden meters zullen behoeven om te rijden en in geval van onevenredige schade een beroep kan worden gedaan op de Regeling Nadeelcompensatie Nederlandse Spoorwegen.
Appellanten voeren daartegen aan dat de raad een willekeurig beleid voert nu eerdere plannen tot sluiting van andere overwegen niet door zijn gegaan en nu niet verzekerd is dat de schade die ze lijden ten gevolge van de afsluiting afdoende wordt vergoed.
2.3.    Dit betoog slaagt niet. Het om redenen van veiligheid onttrokken worden aan de openbaarheid van het weggedeelte van een spoorwegovergang in het kader van landelijk beleid dat er op is gericht door vermindering van het aantal spoorwegovergangen het aantal dodelijke slachtoffers van ongevallen op die overgangen terug te dringen, moet worden beschouwd als een ontwikkeling waarmede een ieder kan worden geconfronteerd en die de grenzen van het normale maatschappelijke risico niet te buiten gaat. Het bestuursorgaan dat op in rechte houdbare gronden tot het treffen van een dergelijke maatregel overgaat, is in beginsel niet gehouden in vergoeding van de nadelige gevolgen daarvan te voorzien. Er kunnen zich evenwel feiten en/of omstandigheden voordoen, waardoor een individueel belang door een dergelijke maatregel zodanig zwaar wordt getroffen, dat het eruit voortvloeiende nadeel niet, althans niet geheel, voor rekening van de betrokkene gelaten mag worden. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor. Mede gelet op de omstandigheid dat een parallelweg, in de vorm van een zandweg met naastgelegen fietspad, zal worden aangelegd tussen de overgang Tintelersteeg en de meest nabij gelegen spoorwegovergang Hoge Steeg en de omstandigheid dat appellanten - naar onweersproken is gesteld - slechts enkele honderden meters hoeven om te rijden om bij hun agrarische percelen aan de andere zijde van het spoor te komen, heeft de raad in redelijkheid het veiligheidsbelang zwaarder mogen laten wegen dan de betrokken belangen van appellanten, zonder daarbij te voorzien in vergoeding van de schade die appellanten stellen te ondervinden van de getroffen maatregel. De beslissing over het verzoek van appellanten om vergoeding ingevolge voormelde nadeelcompensatieregeling kan derhalve niet aan- of afdoen aan de rechtmatigheid van de door de raad getroffen maatregel.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom    w.g. Zwemstra
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2005
91.