200503630/1.
Datum uitspraak: 28 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting "Stichting Wenk", gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. BESLU 03/3510 van de rechtbank Rotterdam van 9 februari 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Bij brief van 3 februari 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (hierna: het college) aan appellante mededelingen gedaan omtrent de eigendomsoverdracht van het pand "De Batavier" (hierna: het pand) aan de Batavierenstraat 15-35 te Rotterdam.
Bij besluit van 21 oktober 2003 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 9 februari 2005 heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 augustus 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 27 juli 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door [voorzitter] en [directeur] van appellante, en het college, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), vangt de termijn voor het indienen van een hoger beroepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop de desbetreffende uitspraak op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 8:37, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, geschiedt de verzending van een afschrift van de uitspraak bij aangetekende brief of bij brief met ontvangstbevestiging, tenzij de rechtbank anders bepaalt.
2.2. De aangevallen uitspraak is volgens de erop aangebrachte stempel verzonden op 11 februari 2005. Van de zijde van de rechtbank is bericht dat niet kan worden aangetoond dat de uitspraak aan appellante aangetekend is verzonden. Appellante stelt de uitspraak te hebben ontvangen op 22 maart 2005.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 14 november 2003 in zaak no. 200306493/1 (aangehecht), mag slechts van verzending bij aangetekende brief of bij brief met ontvangstbevestiging van de uitspraak, als bedoeld in artikel 8:37, eerste lid, van de Awb, worden afgezien indien de andere wijze van verzending met dezelfde waarborgen is omkleed. Nu van zodanige waarborgen niet is gebleken, is de uitspraak van 9 februari 2005 niet op de voorgeschreven wijze aan appellante bekendgemaakt.
Met de door appellante overgelegde postadministratie heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij de uitspraak op 22 maart 2005 heeft ontvangen en dat deze aldus aan haar op die dag is bekendgemaakt. Hieruit volgt dat de termijn voor het indienen van het hoger-beroepschrift met ingang van de dag na 22 maart 2005 is aangevangen. Anders dan het college in het verweerschrift heeft gesteld, is het hoger-beroepschrift, binnengekomen op 26 april 2005, derhalve tijdig ingediend.
2.3. Appellante komt tevergeefs op tegen het oordeel van de rechtbank dat het college het door appellante ingediende bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de beslissing om niet mee te werken aan de verzochte overdracht van de eigendom van het pand aan appellante een privaatrechtelijke aangelegenheid is. Er is geen publiekrechtelijke rechtsverhouding die daartoe noopt. Voor zover sprake is van een toezegging dat het door appellante gehuurde pand aan haar in eigendom zal worden overgedragen is ook die privaatrechtelijk van aard. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zou zijn toegezegd dat het pand bij wijze van subsidie aan haar in eigendom zou worden overgedragen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Wilbers-Taselaar
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2005