ECLI:NL:RVS:2005:AU8455

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501519/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing subsidie voor project 'The Wings of Daedalus' door de staatssecretaris van Europese Zaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Europese Zaken tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 11 januari 2005 een eerder besluit van de staatssecretaris om een subsidie voor het project 'The Wings of Daedalus' af te wijzen, had vernietigd. De staatssecretaris had op 31 juli 2003 de aanvraag van de stichting 'Stichting CodArts' om subsidie afgewezen, omdat hij van mening was dat de Nederlandse artistiek-inhoudelijke inbreng onvoldoende was om te oordelen dat het project een nieuwe dimensie toevoegt aan de internationale profilering van de Nederlandse cultuur. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris onbevoegd had gehandeld en dat de inhoud van zijn besluit niet aan de rechterlijke toets kon doorstaan.

In hoger beroep betoogde de staatssecretaris dat de rechtbank had miskend dat hij een zekere beoordelingsruimte toekomt bij de beoordeling van de aanvraag. Hij stelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de Nederlandse artistiek-inhoudelijke inbreng niet aanzienlijk was, enkel omdat de sleutelfiguren in het creatieve team buitenlanders waren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris zich op het standpunt mocht stellen dat de artistiek-inhoudelijke inbreng van voldoende omvang moet zijn en dat dit niet enkel afhankelijk is van het aantal Nederlanders dat aan het project deelneemt.

De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze niet had bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De Afdeling concludeerde dat het besluit van de staatssecretaris, behoudens het feit dat het onbevoegd was genomen, rechtmatig was. De rechtsgevolgen van het besluit van 12 november 2003 werden derhalve in stand gelaten, en de rechtbank werd in het gelijk gesteld in haar oordeel dat het beroep van CodArts op het gelijkheidsbeginsel niet kon slagen. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 21 december 2005.

Uitspraak

200501519/1.
Datum uitspraak: 21 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Europese Zaken,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 03/6171 van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2005 in het geding tussen:
de stichting "Stichting CodArts", gevestigd te Amsterdam
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2003 heeft appellant (hierna: de staatssecretaris) de gewijzigde aanvraag van de stichting "Stichting CodArts" (hierna: CodArts) om een subsidie voor het project "The Wings of Daedalus" afgewezen.
Bij besluit van 12 november 2003 heeft de staatssecretaris het daartegen door CodArts gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 januari 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door CodArts ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit neemt met in achtneming van haar uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juli 2005, heeft de CodArts van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 oktober 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. E.J. Daalder, advocaat te Den Haag, en mr. F. Sevriens, ambtenaar bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, en CodArts, vertegenwoordigd door mr. I.P. Sigmond, advocaat te Heerlen, en haar [voorzitter], zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 2, aanhef en onder e van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: de Kaderwet) kan de Minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de Minister), thans de staatssecretaris, subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen in het beleid ten aanzien van het behartigen van sociale en culturele belangen in het buitenland.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet, voor zover van belang, worden bij ministeriële regeling de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader bepaald en worden nadere regels voor die verstrekking vastgesteld.
Krachtens voormeld artikel 3 heeft de Minister de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: de Subsidieregeling) vastgesteld.
Ingevolge artikel 2.5.1 van de Subsidieregeling kan de Minister, thans de staatssecretaris, subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig zijn aan bevordering van de internationale betrekkingen op cultureel gebied.
Ingevolge artikel 2.5.2, aanhef en onder e, van de Subsidieregeling komen met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in artikel 2.5.1 voor subsidie in aanmerking grootschalige culturele manifestaties die een bijzondere bijdrage leveren aan de internationale profilering van Nederland op cultureel gebied.
2.2.    Het beleid ter zake is neergelegd in het HGIS-Cultuurprogramma 2000-2002 (hierna: het HGIS). Blijkens het HGIS komen, voor zover hier van belang, voor ondersteuning in aanmerking projecten die - in aanvulling op het reguliere cultuurbeleid - een nieuwe dimensie toevoegen aan de internationale profilering van de Nederlandse cultuur. Binnen het programma 'Nederland als culturele vrijhaven' gaat het om projecten die bijdragen aan het beeld van Nederland als internationale ontmoetingsplaats. Daarbij valt te denken aan de ondersteuning van onder meer internationale co-producties.
Alle adviesaanvragen worden voor advisering voorgelegd aan de HGIS-Cultuurcommissie, een ambtelijke commissie, die zich mede baseert op het cultuur-inhoudelijke advies van cultuurdeskundigen, werkzaam bij de Directie Kunsten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
2.3.    De staatssecretaris heeft overeenkomstig het advies van de HGIS-Cultuurcommissie van 24 juni 2003 bij besluit van 31 juli 2003 een aanvraag van CodArts om haar een subsidie te verlenen voor een hedendaagse multi-media opera "The Wings of Daedalus" afgewezen op grond van de overweging dat de Nederlandse artistiek-inhoudelijke inbreng onvoldoende is om te oordelen dat het project een nieuwe dimensie toevoegt aan de internationale profilering van de Nederlandse cultuur. Dit besluit is bij het besluit van 12 november 2003 gehandhaafd.
2.4.    De rechtbank heeft het besluit van 12 november 2003 vernietigd op de grond dat het onbevoegd is genomen. Zij heeft in de brief van de staatssecretaris van 25 maart 2004, waarin hij heeft medegedeeld dat hij het besluit geheel voor zijn rekening neemt en dat dit besluit is genomen door een ambtenaar die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is, geen aanleiding gezien te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven, omdat de inhoud van het besluit naar haar oordeel de rechterlijke toets niet kan doorstaan. Zij heeft daartoe overwogen dat niet valt in te zien dat de Nederlandse artistiek-inhoudelijke inbreng onvoldoende is, nu regie, toneelontwerp en lichtontwerp in Nederlandse handen is en door CodArts is gesteld dat de Nederlandse inbreng aan vernieuwende technologie een artistiek-inhoudelijk aspect heeft. Voorts heeft de rechtbank daartoe overwogen dat de stelling van de staatssecretaris dat het concept en de dramaturgie in buitenlandse handen zijn en de sleutelfiguren in het creatieve team buitenlanders zijn, gelet op de onweersproken Nederlandse inbreng niet zonder meer begrijpelijk is.
2.5.    Het hoger beroep is gericht tegen het niet in stand laten van de rechtsgevolgen van het besluit van 12 november 2003. De staatssecretaris betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hem een zekere beoordelingsruimte toekomt bij de vraag of de aanvraag van CodArts voldoet aan het beleid dat is neergelegd in het HGIS. Voorts betoogt hij dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij niet vermag in te zien dat de Nederlandse artistiek-inhoudelijke inbreng niet aanzienlijk zou zijn, enkel omdat de componist, librettist en de cyberartiest niet Nederlands zijn. Ten slotte betoogt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zijn standpunt dat het concept en de dramaturgie in buitenlandse handen zijn en de sleutelfiguren in het creatieve team buitenlanders zijn, niet begrijpelijk is.
2.5.1.    De Afdeling stelt voorop dat de overweging van de rechtbank dat het, gelet op de aard van de subsidie en de te subsidiërende activiteiten, in de rede ligt dat de staatssecretaris de eis stelt dat sprake is van een artistiek-inhoudelijke Nederlandse bijdrage, in hoger beroep niet bestreden is. Derhalve is nog slechts aan de orde de vraag of de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zijn standpunt dat geen sprake is van een aanzienlijke Nederlandse artistiek-inhoudelijke inbreng onvoldoende heeft onderbouwd.
De staatssecretaris betoogt met recht dat hem een zekere beoordelingsruimte toekomt bij de vraag of de aanvraag van CodArts aan deze eis voldoet. Bij die beoordeling heeft de staatssecretaris zich, gelet op het aan hem uitgebrachte advies van de HGIS-Cultuurcommissie, op het standpunt mogen stellen dat, wil sprake zijn van een Nederlandse artistiek-inhoudelijke inbreng van voldoende omvang, het er niet om gaat of er voldoende Nederlanders aan het project deelnemen, maar dat, in het kader van het HGIS-Cultuurprogramma en de daarbij beoogde profilering van de Nederlandse cultuur in het buitenland, sprake moet zijn van een artistiek-inhoudelijke inbreng van Nederlanders op hoog niveau, waarbij de culturele samenwerking een nieuwe dimensie toevoegt aan de internationale profilering van de Nederlandse cultuur. De staatssecretaris heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat bij het project "The Wings of Daedalus" in onvoldoende mate sprake is van een dergelijke Nederlandse artistiek-inhoudelijke inbreng op hoog niveau nader toegelicht, dat bij een nieuwe opera als het onderhavig project, anders dan bij bestaande, opnieuw uitgevoerde opera's, de culturele en artistieke impact ervan vooral afhangt van de inbreng van de componist en de librettoschrijver en in een geval als het onderhavige, waarbij de opera ook deels met robotica tot stand komt, ook van de cyberartiest, zodat deze moeten worden aangemerkt als de sleutelfiguren in het creatieve team. De staatssecretaris heeft, onweersproken, vastgesteld dat deze sleutelfiguren allen buitenlanders zijn en dat het creatieve concept niet in Nederlandse handen is.
De staatssecretaris mocht zich naar het oordeel van de Afdeling, gelet op de hem toekomende beoordelingsruimte, op deze gronden op het standpunt stellen dat aldus de Nederlandse artistiek-inhoudelijke inbreng onvoldoende is om te oordelen dat met het project een nieuwe dimensie wordt toegevoegd aan de internationale profilering van de Nederlandse cultuur. De rechtbank heeft naar het oordeel van de Afdeling derhalve ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien dat de Nederlandse artistiek-inhoudelijke inbreng onvoldoende is en dat de stelling van de staatssecretaris dat de sleutelfiguren in het creatieve tem buitenlanders zijn niet zonder meer begrijpelijk is.
Het betoog slaagt derhalve.
2.6.     Nu de rechtbank, onbestreden in hoger beroep, het beroep van CodArts op het gelijkheidsbeginsel heeft verworpen, en heeft overwogen dat niet is gebleken dat de gevolgde procedure onzorgvuldig, dan wel in strijd met de voorschriften is, is de Afdeling van oordeel dat er reden is om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, omdat daarmee in rechte is komen vast te staan dat het besluit behoudens dat het onbevoegdelijk was genomen, rechtmatig is.
2.7.    De Afdeling zal derhalve de aangevallen uitspraak vernietigen voor zover de rechtbank geen toepassing heeft gegeven aan artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling de rechtsgevolgen van het besluit van 12 november 2003 alsnog in stand laten.
Nu het dictum van de aangevallen uitspraak verder juist is, dient de aangevallen uitspraak voor het overige te worden bevestigd.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2005 in zaak no. AWB 03/6171, voor zover daarin niet is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van de Staatssecretaris van Europese Zaken van 12 november 2003 in stand blijven;
III.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;
IV.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Groenendijk
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2005
164-362.