200501944/1.
Datum uitspraak: 21 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
Bij besluit van 3 augustus 2004 heeft verweerder meegedeeld de aanvraag van appellant om een energiepremie niet verder in behandeling te nemen.
Bij besluit van 3 januari 2005 heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 maart 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 30 maart 2005.
Bij brief van 18 april 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2005, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.J.C. van Amerongen, ambtenaar bij het ministerie, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Appellant stelt dat hij het bestreden besluit, nadat hij daarnaar bij verweerder had geïnformeerd, eerst op 27 januari 2005 heeft ontvangen. Appellant heeft vervolgens een beroepstermijn aangehouden van zes weken na 27 januari 2005.
2.3. Verweerder heeft gesteld dat het besluit waartegen het beroep is gericht en dat appellant heeft overgelegd op 3 januari 2003 per gewone post aan hem is verzonden. Ter zitting is door verweerder toegelicht dat dit blijkt uit de op het besluit aangegeven datum en het ontbreken van een parafenblok op het stuk. Dat op het besluit 'kopie' is vermeld betekent niet dat het later dan die datum is verzonden. Het dossier bevat ook geen kopie van een begeleidende brief waaruit blijkt dat het besluit of een afschrift daarvan later dan 3 januari 2005 aan appellant is toegezonden. Verweerder heeft er voorts op gewezen dat appellant een dergelijke brief ook niet heeft overgelegd.
2.4. Verweerder heeft met het voorgaande voldoende aannemelijk gemaakt dat het besluit, dat appellant stelt eerst op 27 januari 2005 te hebben ontvangen, op 3 januari 2005 aan hem is toegezonden. Derhalve kon daartegen ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:7 en artikel 6:8, eerste lid, van de Awb tot en met 14 februari 2005 beroep worden ingesteld. Het beroepschrift is eerst op 4 maart 2005 bij de Afdeling ingekomen, zodat de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift is overschreden.
2.5. De Afdeling stelt vast dat appellant het bestreden besluit binnen de beroepstermijn heeft ontvangen. Appellant had derhalve tijdig - desnoods op nader aan te voeren gronden - daartegen beroep kunnen instellen. De door appellant gegeven verklaring kan niet leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2.6. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
2.7. Het betoog van appellant dat verweerder zich niet aan termijnen voor het nemen van de beslissingen op zijn verzoek en bezwaar heeft gehouden, wat daarvan ook zij, betreft de inhoudelijke beoordeling van het geschil. Nu appellant in zijn beroep daartegen niet ontvankelijk is, komt de Afdeling daaraan niet toe.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Wilbers-Taselaar
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2005