ECLI:NL:RVS:2005:AU7996

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200505207/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Omleidingsweg N219/A12 vastgesteld door gemeenteraad Waddinxveen

Op 29 september 2004 heeft de gemeenteraad van Waddinxveen het bestemmingsplan "Omleidingsweg N219/A12" vastgesteld. Dit bestemmingsplan beoogt de realisering van een omleidingsweg N219, die een verbinding vormt tussen de A12 en de A20. Het plan voorziet in bestemmingen en het gebruik van gronden rond de verlegde Bredeweg, de aansluiting van de nieuwe N219 op de verlegde Bredeweg en de aanleg van plusstroken langs de A12.

Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland heeft op 26 april 2005 goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft de appellant, die geen zienswijze had ingediend bij de gemeenteraad, op 14 juni 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State. De gronden van het beroep zijn later aangevuld. De zaak is behandeld door een meervoudige kamer, maar is vervolgens verwezen naar een enkelvoudige kamer.

Tijdens de zitting op 29 november 2005 is de appellant in persoon verschenen, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door E.C.M. Schippers, advocaat te Den Haag, en de gemeenteraad door B. Grisnich, ambtenaar van de gemeente. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de appellant niet-ontvankelijk is in zijn beroep, omdat hij geen zienswijze tegen het ontwerp-plan had ingediend en er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat hij dit niet heeft kunnen doen. De Afdeling heeft vastgesteld dat de gemeenteraad bij de planvaststelling een wijziging heeft aangebracht, maar dat deze wijziging de appellant niet in een nadeliger positie heeft gebracht ten opzichte van het ontwerpplan.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het beroep van de appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. De beslissing is op 14 december 2005 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200505207/1.
Datum uitspraak: 14 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2004 heeft de gemeenteraad van Waddinxveen het bestemmingsplan "Omleidingsweg N219/A12" vastgesteld.
Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (verweerder) heeft bij zijn besluit van 26 april 2005, kenmerk DRM/ARB/04/10729A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 14 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 15 juli 2005.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2005, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door E.C.M. Schippers, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is daar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door B. Grisnich, ambtenaar van de gemeente, gehoord.
2.    Overwegingen
Overgangsrecht
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
Het bestemmingsplan
2.2.    Het bestemmingsplan beoogt de realisering mede mogelijk te maken van de omleidingsweg N219 die een verbinding vormt tussen de A12 en de A20. Het plan voorziet in bestemmingen en het gebruik van gronden rond de verlegde Bredeweg, de aansluiting van de nieuwe N219 op de verlegde Bredeweg en de aanleg van plusstroken langs de A12.
Ontvankelijkheid
2.3.    Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, onder d, en 56, tweede lid, gelezen in samenhang met de artikelen 23, eerste lid, en 27, eerste en tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten, door degene die tegen het ontwerp-plan tijdig een zienswijze bij de gemeenteraad heeft ingebracht.
Dit is slechts anders voorzover de gemeenteraad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, voorzover het besluit van het college van gedeputeerde staten strekt tot onthouding van goedkeuring, dan wel indien een belanghebbende aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest een zienswijze in te brengen.
2.3.1.    Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden". Hij richt zich tegen de aanleg van een fietspad langs de verlegde Bredeweg. Hij heeft evenwel geen zienswijze tegen het ontwerp-plan ingebracht bij de gemeenteraad.
2.3.2.    Verweerder heeft goedkeuring verleend aan het plandeel. Er is voorts geen reden om aan te nemen dat appellant redelijkerwijs niet in staat is geweest een zienswijze in te dienen. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door appellant gestelde omstandigheid dat hij destijds bij de gemeenteraad geen zienswijze tegen het voorliggende bestemmingsplan heeft ingediend omdat hem pas later de invulling van het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden" duidelijk is geworden.
2.3.3.    De Afdeling stelt vast dat door de gemeenteraad bij de planvaststelling een wijziging is aangebracht, waarbij de noordgrens van het bestemmingsplan circa 45 meter naar het zuiden is verlegd. Hierdoor is het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden" verkleind. Op grond van het ontwerpplan was echter al mogelijk dat het fietspad naast de verlegde Bredeweg zou komen te liggen. De gemeenteraad heeft voorts ter zitting toegelicht dat voor de planopzet van het wegenstelsel inclusief het fietspad ten opzichte van het ontwerpplan geen wijziging is opgetreden.
Gelet op het voorgaande is appellant voor wat betreft de door hem gestelde belangen niet in een nadeliger positie komen te verkeren ten opzichte van het ontwerpplan.
2.3.4.    Nu zich geen van de omstandigheden als bedoeld in overweging 2.3. voordoen is het beroep van appellant niet-ontvankelijk.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Langeveld
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2005
317-463.