ECLI:NL:RVS:2005:AU7963

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503983/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van verkeersbesluit tot instellen van een stopverbod langs de Marktstraat in Kerkrade

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die op 1 april 2005 het beroep ongegrond verklaarde tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade. Dit college had op 17 maart 2004 een stopverbod ingesteld langs de Marktstraat, ter hoogte van het perceel van belanghebbende, dat openbaar bekend werd gemaakt op dezelfde dag. Het stopverbod was zichtbaar gemaakt door een gele ononderbroken trottoirbandmarkering van 8 meter. Appellant, die tegenover het perceel woont, was van mening dat het stopverbod niet gerechtvaardigd was en dat het college ten onrechte het besluit van 5 oktober 2004 had herroepen, waarin het bezwaar van belanghebbende gegrond werd verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het college bij het nemen van het verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt en dat de rechter zich terughoudend moet opstellen bij de toetsing van dergelijke besluiten. Appellant stelde dat het stopverbod niet zwaar zou wegen voor belanghebbende, omdat de loopafstand voor laden en lossen slechts 8 meter langer zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat het college in redelijkheid tot de herroeping van het verkeersbesluit kon komen, omdat er geen noodzaak was aangetoond voor het instellen van het stopverbod. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de belangen van appellant niet opwogen tegen de algemene verkeersbelangen.

De uitspraak van de Raad van State op 14 december 2005 bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing wordt in naam der Koningin uitgesproken.

Uitspraak

200503983/1.
Datum uitspraak: 14 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Kerkrade,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1944 BESLU van de rechtbank Maastricht van 1 april 2005 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2004, openbaar bekend gemaakt op dezelfde dag, heeft het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade (hierna: het college) naar aanleiding van een desbetreffend verzoek van appellant, een beperkt stopverbod over een lengte van 8 meter ingesteld langs de Marktstraat ter hoogte van het perceel waar [belanghebbende] is gevestigd, recht tegenover [locatie], het woonadres van appellant. Het stopverbod is kenbaar gemaakt door het aanbrengen van een gele ononderbroken trottoirbandmarkering van 8 meter.
Bij besluit van 5 oktober 2004, verzonden op 11 oktober 2004, heeft het college het daartegen door [belanghebbende] gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 17 maart 2004 herroepen (lees: ingetrokken).
Bij uitspraak van 1 april 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 4 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 25 mei 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 juli  2005 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek is op 6 augustus 2005 een brief van [belanghebbende] ontvangen. Deze brief is aan andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door F.E. de Vries, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door W.E.J.G.M. van der Voort, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. [belanghebbende] is niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Voor de van toepassing zijnde artikelen van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, verwijst de Afdeling naar de aangehechte uitspraak.
2.2.    Appellant beoogt met zijn hoger beroep te bereiken dat het stopverbod, dat bij besluit van 5 oktober 2004 is ingetrokken weer wordt ingevoerd.
In hoger beroep betoogt appellant daartoe dat de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan zijn stelling dat [belanghebbende] niet zwaar wordt getroffen door het instellen van het stopverbod, omdat voor het laden en lossen ten dienste van de drukkerij de loopafstand slechts 8 meter langer wordt en dat deze omstandigheid niet opweegt tegen het belang dat hij (appellant) heeft bij een vrije in- en uitrit van zijn perceel.
2.3.    Het betoog slaagt niet.
Terecht heeft de rechtbank vooropgesteld dat het bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt. Zoals de Afdeling in eerdere uitspraken heeft overwogen is het aan het bestuursorgaan om alle verschillende bij het nemen van een dergelijke besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van zo'n besluit terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
2.4.    De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het bestreden besluit van 5 oktober 2004 de terughoudende toetsing kan doorstaan.
2.4.1.    Aan de herroeping van het verkeersbesluit ligt ten grondslag de motivering, neergelegd in het door het college overgenomen advies van de Centrale Bezwaarschriften- en Klachtencommissie van 18 juni 2004, dat niet is gebleken van een noodzaak tot het instellen van een stopverbod, zoals appellant met zijn verzoek beoogde. Blijkens dit advies heeft de hoorzitting uitgewezen dat het rijtechnisch gesproken niet onmogelijk is voor appellant om de in- en uitrit van zijn perceel - vooruitrijdend of achteruitrijdend - te gebruiken in het geval dat auto's aan de overzijde van zijn uitrit staan geparkeerd, ongeacht of dit vrachtauto's zijn die de drukkerij bedienen of dat dit ander verkeer betreft. Niet is gebleken dat de bruikbaarheid van de weg in het gedrang komt.
Bij de afweging van de belangen kon gewicht worden toegekend aan de omstandigheid dat appellant niet frequent gebruik maakt van zijn in- en uitrit.
De algemene verkeersbelangen in aanmerking genomen, behoefde het college in het voorgaande geen aanleiding te zien een noodzaak aan te nemen het verkeersregime in de Marktstraat te veranderen op een wijze die tegemoet zou komen aan de bij appellant levende bezwaren.
Anders dan appellant veronderstelt, is aan het belang van [belanghebbende] dat zich tegen het beperkte stopverbod zou verzetten, bij de afweging weinig of geen gewicht toegekend, reeds omdat de noodzaak tot het instellen van dat stopverbod niet bleek.
2.5.    De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat het college bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot herroeping van het verkeersbesluit van 17 maart 2004 heeft kunnen komen.
2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena    w.g. De Koning
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2005
221.