ECLI:NL:RVS:2005:AU7597

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200504932/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van besluit tot afwijzing toevoeging rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 4 mei 2005 het beroep ongegrond verklaarde tegen een besluit van de raad voor rechtsbijstand te Arnhem. Het oorspronkelijke verzoek van de appellant om toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand was op 14 mei 2004 afgewezen. De raad voor rechtsbijstand heeft op 22 november 2004 het verzoek van de appellant om herziening van dit besluit afgewezen. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de raad op 8 februari 2005 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 8 november 2005 behandeld. De raad was vertegenwoordigd door mr. I.E.J. Weideveld-Buitenhuis, terwijl de appellant niet verschenen was. De Raad van State heeft vastgesteld dat het besluit van 22 november 2004 op dezelfde dag aan de appellant was verzonden en dat de bezwaartermijn op 3 januari 2005 eindigde. Het bezwaarschrift van de appellant was echter pas op 5 januari 2005 ingediend, wat te laat was. Er waren geen omstandigheden die deze termijnoverschrijding konden verontschuldigen.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk was. Hierdoor kon de rechtbank niet inhoudelijk ingaan op de afwijzing van het verzoek om toevoeging. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de beslissing werd in naam der Koningin uitgesproken op 7 december 2005.

Uitspraak

200504932/1.
Datum uitspraak: 7 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/460 van de rechtbank Arnhem van 4 mei 2005 in het geding tussen:
appellant
en
de raad voor rechtsbijstand te Arnhem.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2004 heeft de raad voor rechtsbijstand te Arnhem (hierna: de raad) het verzoek van appellant om herziening van het besluit van 14 mei 2004 waarbij het verzoek om toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand is afgewezen, afgewezen.
Bij besluit van 8 februari 2005 heeft de raad het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 4 mei 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 31 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 7 juni 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 augustus 2005 heeft de raad van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 2005, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. I.E.J. Weideveld-Buitenhuis, werkzaam bij de raad, is verschenen. Appellant is zonder bericht niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Volgens de stukken is het besluit van 22 november 2004 op dezelfde dag verzonden aan appellant. De bezwaartermijn eindigde op 3 januari 2005. Het bezwaarschrift van appellant is bij de raad per fax ingediend op 5 januari 2005, twee dagen na de laatste dag van de bezwaartermijn en daarom te laat. Niet is gebleken van omstandigheden die deze termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken. De rechtbank heeft terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de raad het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Gelet hierop kon de rechtbank aan een inhoudelijke behandeling van de afwijzing van het verzoek van appellant niet toekomen.
2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena    w.g. Haverkamp
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2005
290.