ECLI:NL:RVS:2005:AU7597
Raad van State
- Hoger beroep
- C.H.M. van Altena
- W.M. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van besluit tot afwijzing toevoeging rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die op 4 mei 2005 het beroep ongegrond verklaarde tegen een besluit van de raad voor rechtsbijstand te Arnhem. Het oorspronkelijke verzoek van de appellant om toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand was op 14 mei 2004 afgewezen. De raad voor rechtsbijstand heeft op 22 november 2004 het verzoek van de appellant om herziening van dit besluit afgewezen. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de raad op 8 februari 2005 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.
De Raad van State heeft de zaak op 8 november 2005 behandeld. De raad was vertegenwoordigd door mr. I.E.J. Weideveld-Buitenhuis, terwijl de appellant niet verschenen was. De Raad van State heeft vastgesteld dat het besluit van 22 november 2004 op dezelfde dag aan de appellant was verzonden en dat de bezwaartermijn op 3 januari 2005 eindigde. Het bezwaarschrift van de appellant was echter pas op 5 januari 2005 ingediend, wat te laat was. Er waren geen omstandigheden die deze termijnoverschrijding konden verontschuldigen.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk was. Hierdoor kon de rechtbank niet inhoudelijk ingaan op de afwijzing van het verzoek om toevoeging. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de beslissing werd in naam der Koningin uitgesproken op 7 december 2005.