ECLI:NL:RVS:2005:AU7587

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502107/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank Maastricht inzake stagebeoordeling Geneeskunde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had op 16 februari 2005 het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen rechtens te honoreren belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de stageverklaring Sociale Geneeskunde op 23 augustus 2004 was getekend, en appellante niet had aangetoond dat zij schade had geleden door het latere aftekenen van deze verklaring door de stagecoördinator.

De appellante had eerder, op 26 januari 2004, een besluit ontvangen van de Examencommissie van de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit Maastricht, waarin werd bepaald dat zij een aanvullende opdracht moest vervullen om een voldoende stagebeoordeling te verkrijgen. Na een ongegrond verklaard beroep bij het College van Beroep voor de Examens van de Universiteit Maastricht, had appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 18 november 2005 was het college vertegenwoordigd door mr. M.L.C.M. Schrijnemaekers, terwijl appellante niet aanwezig was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht het beroep van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Afdeling oordeelde dat appellante geen belang had bij de inhoudelijke beoordeling van het geschil, en dat het hoger beroep ongegrond was. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 7 december 2005.

Uitspraak

200502107/1.
Datum uitspraak: 7 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/ 1066 van de rechtbank Maastricht van 16 februari 2005 in het geding tussen:
appellante
en
het College van Beroep voor de Examens van de Universiteit Maastricht.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2004 heeft de Examencommissie van de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit Maastricht bepaald dat appellante ter verkrijging van een voldoende stagebeoordeling een aanvullende opdracht dient te vervullen.
Bij besluit van 10 juni 2004 heeft het College van Beroep voor de Examens van de Universiteit Maastricht (hierna: het college) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 februari 2005, verzonden op diezelfde datum, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 30 maart 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 21 april 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2005, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.L.C.M. Schrijnemaekers, gemachtigde, is verschenen. Appellante is, met bericht, niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante komt tevergeefs op tegen het oordeel van de rechtbank dat nu de stageverklaring Sociale Geneeskunde op 23 augustus 2004 is getekend, appellante geen rechtens te honoreren belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Appellante heeft in geen enkel opzicht aannemelijk gemaakt daadwerkelijk schade te hebben geleden als gevolg van het op een later tijdstip aftekenen door de stagecoördinator van voornoemde stageverklaring.
2.2.    De rechtbank heeft het beroep van appellante derhalve terecht wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaard.
2.3.    Het betoog van appellante dat de rechtbank heeft miskend dat door het college een onvolledig dossier in het geding is gebracht, waardoor is gehandeld in strijd met artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht, betreft de inhoudelijke beoordeling van het geschil. Nu appellante daarbij geen belang heeft, komt de Afdeling aan dit betoog niet toe.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Wilbers-Taselaar
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2005
71-465.