ECLI:NL:RVS:2005:AU7572

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200503558/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toevoeging rechtsbijstand op grond van de Wet op de rechtsbijstand

In deze zaak heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de Raad voor Rechtsbijstand te Leeuwarden op 10 december 2003 een verzoek om toevoeging afgewezen. Dit verzoek was ingediend door appellante, die in hoger beroep ging tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 8 april 2005, waarin het beroep tegen de afwijzing niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het administratief beroep niet door appellante zelf was ingesteld, maar door haar gemachtigde, mr. R. van Asperen. De Raad van State bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat appellante redelijkerwijs verweten kon worden dat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 november 2005 behandeld, waarbij appellante niet aanwezig was. De Raad oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 december 2005.

Uitspraak

200503558/1.
Datum uitspraak: 7 december 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/494 WRB van de rechtbank Leeuwarden van 8 april 2005 in het geding tussen:
appellante
en
de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2003  heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden (hierna: het bureau) een verzoek om toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) ten behoeve van appellante afgewezen.
Bij besluit van 15 maart 2004 heeft de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden (hierna: de raad) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 8 april 2005, verzonden op 8 april 2005, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 22 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 25 mei 2005 heeft de raad van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 2005, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Hamer, gemachtigde, is verschenen. Appellante is niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan geen beroep worden ingesteld tegen een op bezwaar of in administratief beroep genomen besluit door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt of administratief beroep te hebben ingesteld tegen het oorspronkelijke besluit.
Ingevolge artikel 45, eerste lid, van de Wrb, zoals dat luidde tot 1 mei 2004, kan een belanghebbende tegen een besluit van het bureau administratief beroep instellen bij de raad.
2.2.    Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante onder verwijzing naar artikel 6:13 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard, omdat het administratief beroep niet is ingesteld door appellante maar door mr. R. van Asperen, namens zijn kantoorgenoten. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat, gezien de bewoordingen van het administratief beroepschrift, appellante geen administratief beroep heeft ingesteld. Nu voorts niet aannemelijk is gemaakt dat dit niet redelijkerwijs aan appellante kan worden verweten, heeft de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena    w.g. Klein
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2005.
176-512.