ECLI:NL:RVS:2005:AU7170

Raad van State

Datum uitspraak
25 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200509249/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen sloopvergunning voor gebouwen in Amsterdam-Noord

Op 20 juli 2005 verleende het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord een sloopvergunning voor de gebouwen op de percelen Industrie 12 en 14 en Stoombootweg 31 te Amsterdam. Tegen deze beslissing heeft de Belangenvereniging Kadoelen/Oostzanerwerf, gevestigd te Amsterdam, op 8 november 2005 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. In dit hoger beroep verzocht de vereniging de Voorzitter om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 16 november 2005, waar de verzoekster werd vertegenwoordigd door V.A.C.M. van Haaren en het dagelijks bestuur door mr. T.M. van Gorsel en ir. P.C. Lankmap, ambtenaren van het stadsdeel.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, J.E.M. Polak, heeft het verzoek om voorlopige voorziening beoordeeld. De Voorzitter oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De argumenten van de verzoekster boden geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam ten onrechte had geoordeeld over de onduidelijkheid van de sloopvergunning. De Voorzitter concludeerde dat het ontbreken van een tijdelijke brug voor bouwverkeer geen weigeringsgrond was volgens de geldende bouwverordening.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij ook geen proceskostenveroordeling werd uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan op 25 november 2005.

Uitspraak

200509249/2.
Datum uitspraak: 25 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de Belangenvereniging Kadoelen/Oostzanerwerf, gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 05/4604 WW44 en AWB 05/4605 WW44 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2005 in het geding tussen:
verzoekster
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2005 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord (hierna: het dagelijks bestuur) sloopvergunning verleend voor het slopen van de gebouwen op de percelen Industrie 12 en 14 en Stoombootweg 31 te Amsterdam.
Bij besluit van 6 oktober 2005 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door verzoekster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 oktober 2005, verzonden op 25 oktober 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover van belang, het daartegen door verzoekster ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover dat ziet op de sloop van het gebouw Stoombootweg 31 en het besluit van 6 oktober 2005 in zoverre vernietigd en het beroep ongegrond verklaard voor zover dat ziet op de sloop van de gebouwen Industrie 12 en 14.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 8 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 november 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door V.A.C.M. van Haaren, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. T.M. van Gorsel en ir. P.C. Lankmap, ambtenaren van het stadsdeel, zijn verschenen.
Voorts zijn [partijen] als informanten daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Er is geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Daarbij neemt de Voorzitter in aanmerking dat het betoog van verzoekster geen aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat, gelet op bij de sloopvergunning behorende tekening, geen onduidelijkheid bestaat ten aanzien van de vraag op welke gebouwen de vergunning betrekking heeft. Verder betreft, naar voorlopig oordeel van de Voorzitter, het ontbreken van een (tijdelijke) brug voor het bouwverkeer geen weigeringsgrond als bedoeld in artikel 8.1.6. van de voor het stadsdeel geldende bouwverordening, omdat de met de brug te dienen verkeersveiligheid in de wijk geen belang is dat binnen het kader van dat artikel in het geding is. Voor zover de veiligheid bij een sloopvergunning aan de orde is, gaat de Voorzitter er voorshands van uit, dat het daarbij gaat om de veiligheid van voorbijgangers en belendingen van hetgeen waarop de vergunning ziet. De gestelde toezegging dat de brug voorafgaand aan de sloopactiviteiten geplaatst zou worden is daarom in dat verband evenmin aan de orde. In hoeverre hetgeen verzoekster dienaangaande heeft gesteld bij de nadere besluitvorming van het betrokken gebied van belang is, dient in dat kader te worden afgewogen en zo nodig in rechte te worden getoetst.
2.3.    Onder die omstandigheden en gelet op de betrokken belangen bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening. Derhalve dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Duursma
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2005
378.