ECLI:NL:RVS:2005:AU7145

Raad van State

Datum uitspraak
23 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200507785/1 en 200507785/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan Gootseweg door college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis

Op 22 maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis het wijzigingsplan "Gootseweg" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de verzoeker op 3 september 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 3 november 2005, waar de verzoeker en de vertegenwoordiger van de verweerder, mr. J. du Pont, aanwezig waren. De Voorzitter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het wijzigingsplan de verplaatsing van een agrarisch bedrijf mogelijk maakt, dat momenteel aan de Ravenseweg is gevestigd. Dit is noodzakelijk voor de realisatie van het bedrijventerrein "Kickersbloem III". De Milieudienst Rijnmond heeft eerder adviezen uitgebracht die de noodzaak van het plan onderbouwen, hoewel er voorwaarden zijn gesteld aan de bouw van een bedrijfswoning.

De Voorzitter overweegt dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de adviezen gebreken vertonen die de goedkeuring van het plan in twijfel trekken. Het aanwijzen van een bouwvlak op het perceel aan de Gootseweg is volgens de Voorzitter noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering. De verzoeker heeft betoogd dat het bouwvlak niet nodig is en dat de mogelijkheid van een burgerwoning in het buitengebied onterecht wordt gecreëerd. De Voorzitter concludeert echter dat het plan niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat de goedkeuring door de verweerder terecht is verleend. Het beroep van de verzoeker wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Uitspraak

200507785/1 en 200507785/2.
Datum uitspraak: 23 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis het wijzigingsplan "Gootseweg" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 5 juli 2005, kenmerk DRM/ARB/05/4028A, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 3 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 september 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 3 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 september 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2005, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door W. Lobs, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. du Pont, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord [partij], betrokken agrariër, en het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. L.R.Chr. Capiau en F. van Wijk, ambtenaren van de gemeente.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.    Overwegingen
Toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
2.1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Toetsingskader
2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het plan
2.3.    Het plan voorziet ten behoeve van de verplaatsing van een agrarisch bedrijf in het aanwijzen van een bouwvlak op een perceel aan de Gootseweg te Hellevoetsluis.
Standpunt appellant
2.4.    Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Daartoe voert hij aan dat het bouwvlak niet nodig is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf. Voorts is hij van mening dat ten onrechte een burgerwoning in het buitengebied mogelijk wordt gemaakt.
Het bestreden besluit
2.5.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening of het recht en heeft het goedgekeurd. Hij is van mening dat strijd met de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden zich niet voordoet.
Vaststelling van de feiten
2.6.    Bij zijn oordeelsvorming gaat de Voorzitter uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.6.1.    Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" zijn de gronden op de kaart aangewezen voor "Agrarische doeleinden met landschappelijke waarden "AI" onder meer bestemd voor veehouderij-, akker- en tuinbouwbedrijven op open grond.
Uit het tweede lid en derde lid van dit artikel volgt dat op deze gronden ten behoeve van de bestemming uitsluitend binnen het bouwvlak bedrijfsgebouwen waaronder begrepen kassen, ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf met de daarbij horende bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering gelet op de aard, inrichting, omvang en continuïteit van het bedrijf nodig is.
Ingevolge artikel 13, twintigste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan, voorzover hier van belang, zijn burgemeester en wethouders ter plaatse van gronden zonder de aanduiding "uitbreiding woongebied" bevoegd nieuwe agrarische bouwvlakken aan te wijzen ten behoeve van veehouderij-, tuinbouw- en akkerbouwbedrijven op open grond indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering nodig is.
2.6.2.    Het perceel aan de Gootseweg heeft in het bestemmingsplan de bestemming "Agrarische doeleinden met landschappelijke waarden "AI" zonder de aanduiding "uitbreiding woongebied" gekregen en beschikt niet over een bouwvlak. Het agrarische bedrijf zal zich aan de Gootseweg op een perceel van ongeveer 5 hectare bezig houden met de teelt van onder meer witlof.
2.6.3.    Uit de plantoelichting blijkt dat het wijzigingsplan tot doel heeft de verplaatsing van een agrarisch bedrijf, dat thans aan de Ravenseweg is gevestigd, mogelijk te maken omdat daar het bedrijventerrein "Kickersbloem III" zal worden verwezenlijkt.
2.6.4.    Op 8 mei 1998 en 13 juli 2000 heeft de Milieudienst Rijnmond, DCMR, adviezen uitgebracht in het kader van het wijzigingsplan. In deze adviezen staat dat sprake is van een agrarische activiteit met een volwaardige omvang en dat het een doelmatig plan betreft. Ten aanzien van een bedrijfswoning is in de adviezen opgenomen hiervoor pas medewerking te verlenen als het bedrijf haar bestaansrecht heeft bewezen. In de adviezen staat dat een bedrijfswoning bij een witloftrekkerij wenselijk maar niet direct noodzakelijk is.
Het oordeel van de Voorzitter
2.7.    De Voorzitter overweegt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat bovenvermelde adviezen zodanige gebreken of leemten in kennis vertonen dat verweerder zich hierop bij het nemen van zijn besluit niet had mogen baseren. Gelet op deze adviezen is de Voorzitter van oordeel dat het aanwijzen van een bouwvlak op het perceel aan de Gootseweg voor een doelmatige bedrijfsvoering nodig is. Anders dan appellant meent, maakt dit bouwblok in ieder geval geen burgerwoning mogelijk. In het kader van het al dan niet verlenen van een bouwvergunning voor een bedrijfswoning zal moeten worden bezien of deze, gelet op de aard, inrichting, omvang en continuïteit van het bedrijf, voor een doelmatige bedrijfsvoering nodig is en in zoverre verenigbaar is met de op het perceel rustende bestemmingsregeling, zoals neergelegd in artikel 13, tweede en derde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied". In deze procedure is dit niet aan de orde en staat alleen het toekennen van een bouwvlak op het perceel ter beoordeling.
2.7.1.    Gezien het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder zich in niet redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan, waarvan de invulling past binnen de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan. Het beroep is ongegrond. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
Proceskosten
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep ongegrond;
II.    wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. van Buuren    w.g. van Dorst
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2005
357-459.