ECLI:NL:RVS:2005:AU6666

Raad van State

Datum uitspraak
23 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200405098/1 en 200405102/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.A.M. van Angeren
  • H. Borstlap
  • M.W.L. Simons-Vinckx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergunning voor grondwateronttrekking door ENCI Maastricht B.V.

In deze zaak hebben appellanten, de stichting "Stichting ENCI STOP" en de vereniging "Vereniging tot Redding van de Sint Pietersberg", samen met het college van burgemeester en schepenen van Riemst (België), beroep ingesteld tegen besluiten van 4 mei 2004 van het college van gedeputeerde staten. Deze besluiten betroffen de afwijzing van hun verzoeken tot intrekking van de vergunning die op 6 juli 1993 was verleend aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "ENCI Maastricht B.V." voor het onttrekken van grondwater. De appellanten stelden dat de onttrekking van grondwater negatieve gevolgen heeft voor de natuurwaarden in het gebied.

De Raad van State heeft de zaak op 25 oktober 2005 ter zitting behandeld. De appellanten werden vertegenwoordigd door mr. A.M. Nijboer en drs. Ch. Cammaer, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. P.R.J. Engelen, ir. J.L. van der Veer en J.C.M. Geraedts. Ook was er een vertegenwoordiger van de vergunninghoudster, mr. M.R.J. Baneke, aanwezig. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de vergunning van 6 juli 1993 inmiddels was ingetrokken en dat er een nieuwe onttrekkingsvergunning was verleend op 11 januari 2005.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de appellanten geen processueel belang meer hadden bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de besluiten, aangezien de oude vergunning niet meer van kracht was. Daarom werden de beroepen niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 23 november 2005.

Uitspraak

200405098/1 en 200405102/1.
Datum uitspraak: 23 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    de stichting "Stichting ENCI STOP" en de vereniging "Vereniging tot Redding van de Sint Pietersberg", gevestigd te Maastricht,
2.    het college van burgemeester en schepenen van Riemst (België),
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluiten van 4 mei 2004, kenmerk 2002/36044 en 2002/47348 heeft verweerder de verzoeken van appellanten tot intrekking van de krachtens de Grondwaterwet aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "ENCI Maastricht B.V." verleende vergunning van 6 juli 1993 voor het onttrekken van grondwater afgewezen.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 21 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2004, en appellant sub 2 bij brief van 21 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2004, beroep ingesteld. Appellante sub 1 hebben hun beroep aangevuld bij brief van 19 juli 2004. Appellant sub 2 heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 19 juli 2004.
Bij brief van 16 september 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 5 juli 2005. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 oktober 2005, waar appellanten sub 1 en sub 2, vertegenwoordigd door mr. A.M. Nijboer, advocaat te Amsterdam, en drs. Ch. Cammaer, deskundige, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.R.J. Engelen, ir. J.L. van der Veer en J.C.M. Geraedts, ambtenaren van de provincie zijn verschenen.
Tevens is namens vergunninghoudster mr. M.R.J. Baneke, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2.    Appellanten voeren aan dat de onttrekking van grondwater niet langer toelaatbaar is omdat dit negatieve gevolgen heeft voor de natuurwaarden.
2.2.1.    Verweerder voert aan dat de onttrekking nog steeds toelaatbaar is. Hij verwijst in dit verband naar zijn besluit van 11 januari 2005, kenmerk CC 7520, waarbij een nieuwe onttrekkingsvergunning is verleend en de oude vergunning van 6 juli 1993 is ingetrokken.
2.2.2.    Uit de stukken blijkt dat het besluit van 6 juli 1993 is ingetrokken. Bij uitspraak van heden in zaak no.
200501373/1blijft deze intrekking in stand. Gelet hierop en nu noch ter zitting, noch anderszins is gebleken van feiten of omstandigheden die op het tegendeel wijzen, is de Afdeling van oordeel dat appellanten geen processueel belang meer hebben bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de onderhavige besluiten. De beroepen moeten derhalve reeds om deze reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, Leden, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Angeren    w.g. Klap
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2005
315.