200504099/1.
Datum uitspraak: 9 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats], gemeente [plaats],
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 7 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude het wijzigingsplan "[naam] te Hazerswoude-Dorp" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 8 maart 2005, no. DRM/ARB/05/492A, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 10 mei 2005, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 juni 2005.
Bij brief van 28 juli 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2005, waar appellanten, in de persoon van [een der appellanten], en verweerder, vertegenwoordigd door ing. P.D. Verstoep, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. D.J. van der Sar, ambtenaar van de gemeente, en [partij].
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.2. Het wijzigingsplan voorziet in een wijziging van de huidige bestemming "Gemengde doeleinden" zonder bebouwingsmogelijkheden van het perceel [locatie] in de bestemming "Woningen (vrijstaand)" om de bouw van een woning met praktijkruimte en een vrijstaande woning mogelijk te maken.
Het standpunt van appellanten
2.3. [appellanten] stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Zij voeren hiertoe aan dat ten gevolge van het wijzigingsplan water- en parkeeroverlast zal optreden. Verder stellen appellanten dat de voorziene bebouwing een ernstige inbreuk maakt op hun woongenot, onder meer in de vorm van verminderde zonlichtinval en privacy. Tengevolge van de ontsluiting vrezen appellanten voorts verkeersonveilige situaties en als gevolg van de toename van (bouw)verkeer verzakking van de straat en hun woningen.
De ontsluiting kan volgens appellanten via de Beuklaan geschieden. Voorts voeren zij aan dat niet kan worden volstaan met een wijzigingsplan indien sprake is van een ingrijpende verandering in de structuur van het bestemmingsplan. Verder gaat de bouw van een brug volgens appellanten ten koste van de aanleg van een fietspad. Deze brug past volgens appellanten niet in het straatbeeld en is onnodig breed. Tot slot stellen appellanten, verwijzend naar artikel 1 van het "Dorpsvernieuwingsplan Hazerswoude-Dorp (hierna: het dorpsvernieuwingsplan), dat met het wijzigen van de bestemming "Gemengde doeleinden" in "Woningen" niet de bouw van de woningen en praktijkruimte mogelijk wordt gemaakt.
2.4. Verweerder heeft geen reden gezien het wijzigingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht te achten en heeft het goedgekeurd. Hij heeft daartoe overwogen dat voor de voorziene woningen aansluiting is gezocht bij de voor de omringende woningen geldende hoogte- en afstandsmaten zodat de belangen van omwonenden door de nieuwbouw niet wezenlijk worden geschaad.
De vaststelling van de feiten
2.5. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.5.1. Het wijzigingsplan is gebaseerd op artikel 7 van de voorschriften van het dorpsvernieuwingsplan. In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming "Gemengde doeleinden" te wijzigen in de bestemming "Woningen (vrijstaand)". Artikel 13 van het dorpsvernieuwingsplan is van overeenkomstige toepassing op de gronden waaraan na de wijziging de bestemming "Woningen (vrijstaand)" is toegekend.
2.5.2. Ingevolge artikel 7, eerste lid, onder c, van de voorschriften van het dorpsvernieuwingsplan zal per woning voldoende parkeerruimte worden gerealiseerd of geprojecteerd. Het bepaalde in bijlage 2 bij het plan dient hierbij als leidraad. In deze bijlage wordt een aantal van 1 tot 1,5 genoemd als het benodigde aantal parkeerplaatsen bij een woning. Bij een praktijkruimte wordt een aantal van vier parkeerplaatsen genoemd. In de bijlage is voorts gesteld dat bij uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen, in verband met gebruik op verschillende tijdstippen, de cijfers kunnen worden verlaagd.
2.5.3. Volgens de reactie van het gemeentebestuur op de zienswijzen, wordt bij de woning zonder praktijkruimte een garage gebouwd met voorliggende verharding. Bij de woning met praktijkruimte is voorzien in een parkeerterrein voor vier parkeerplaatsen. Het betreft een kleine praktijk, waarvoor naar verwachting niet meer dan één bezoeker tegelijk komt, zodat hier sprake is van uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen, waardoor ook wordt voldaan aan de parkeernorm voor de woning, aldus het gemeentebestuur in zijn reactie.
2.5.4. Ingevolge artikel 13, tweede lid, onder b, van de voorschriften van het dorpsvernieuwingsplan, mogen de ten tijde van de vaststelling van het plan bestaande woningen worden gehandhaafd, vervangen, vernieuwd, veranderd en vergroot, met inachtneming van de aanduidingen op de kaart en het bepaalde in deze voorschriften.
Ingevolge artikel 13, derde lid, voorzover hier van belang, mag in de bestemmingsvlakken per bouwperceel per hoofdgebouw maximaal 200 m² en minimaal 100 m² worden bebouwd en mag de goothoogte van de hoofdgebouwen niet meer dan 6 m bedragen.
De grens van het bouwvlak van de voorziene woningen ligt blijkens de plankaart op een afstand van tenminste 11 meter van de woningen van appellanten.
2.5.5. Volgens de plantoelichting zal het plangebied ontsloten worden via een brug. Bij de bepaling van de ontsluitingsroute van het plangebied heeft het gemeentebestuur volgens de reactie op de zienswijzen het niet openbare karakter van de Beuklaan en de aanwezigheid van een laad- en losplaats van een bedrijf ter plaatse in aanmerking genomen.
2.5.6. Aan de gronden waarop de brug is voorzien, is in het dorpsvernieuwingsplan de bestemming "Verkeersdoeleinden" toegekend. De gronden ter plaatse van de Beuklaan en de laad- en losplaats hebben in het dorpsvernieuwingsplan de bestemming "Verkeersdoeleinden" respectievelijk "Gemengde doeleinden".
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de voorschriften van het dorpsvernieuwingsplan, zijn de op de plankaart voor gemengde doeleinden aangegeven gronden, voorzover hier van belang, bestemd voor verkeersdoeleinden.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de voorschriften van het dorpsvernieuwingsplan, zijn de op de plankaart voor verkeersdoeleinden aangewezen gronden bestemd voor wegen met ongebouwde parkeervoorzieningen, groen- en voetgangersvoorzieningen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in het eerste lid genoemde doeleinden.
2.5.7. In de reactie op de zienswijzen stelt het gemeentebestuur zich op het standpunt dat slechts in geringe mate sprake zal zijn van bouwverkeer voor de uitvoering van het bouwplan, omdat het bouwmateriaal eenmalig wordt aangevoerd en op het perceel wordt opgeslagen. De aanvoer zal volgens de stukken via de Beuklaan geschieden omdat over de voorziene brug geen zwaar bouwverkeer mogelijk is.
Het oordeel van de Afdeling
2.6. De Afdeling stelt vast dat de gronden waarop de brug is voorzien geen onderdeel uitmaken van het wijzigingsplan. De planologische inpasbaarheid van de brug is reeds in het dorpsvernieuwingsplan vastgelegd. Het bezwaar dat de verwezenlijking van de brug leidt tot een vermindering van het aantal parkeerplaatsen aan de Jacoba van Beyerenlaan, het bezwaar dat de bouw van de brug de aanleg van een fietspad in de weg staat, alsmede de bezwaren gericht tegen de vormgeving en het materiaalgebruik van de brug, kunnen in deze procedure niet aan de orde komen, nu in deze procedure alleen het besluit van verweerder over de goedkeuring van het wijzigingsplan ter toets voorligt. Deze bezwaren blijven derhalve buiten beschouwing.
2.6.1. Ten aanzien van het betoog van appellanten dat niet kan worden volstaan met het vaststellen van een wijzigingsplan indien sprake is van een wezenlijke wijziging van het bestemmingsplan, overweegt de Afdeling dat, nog daargelaten de vraag of in dit geval sprake is van een wezenlijke wijziging, geen rechtsregel zich ertegen verzet dat ook in gevallen waarin het wijzigingsplan een ingrijpende planologische wijziging betreft, het college van burgemeester en wethouders ervoor kiest gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid die in het bestemmingsplan is toegekend.
2.6.2. Gelet op de onder overweging 2.5.4. genoemde bebouwingsmogelijkheden staat, in aanmerking genomen dat een aantal appellanten thans een vrij uitzicht heeft, vast dat met de bouw van de woningen een vermindering van uitzicht, zonlicht en privacy zal optreden. Desondanks heeft, in aanmerking genomen de waterpartij welke de overgang vormt tussen het plangebied en de woningen aan de Jacoba van Beyerenlaan alsmede de afstand tussen de voorziene bouwvlakken enerzijds en de woningen van appellanten anderzijds, verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door het wijzigingsplan veroorzaakte aantasting van het woon- en leefklimaat van appellanten, beperkt en aanvaardbaar blijft.
2.6.3. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat de ruimte op het perceel waar de woning met praktijkruimte is voorzien, onvoldoende is om eveneens te voorzien in een parkeerterrein met de beoogde vier parkeerplaatsen. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet valt te verwachten dat de parkeerplaatsen aan de Jacoba van Beyerenlaan zullen worden benut vanwege gebrek aan ruimte voor de verwezenlijking van parkeerplaatsen in het plangebied.
2.6.4. Voorzover het beroep van appellanten is gericht tegen de gekozen ontsluitingsroute en de daarmee gepaard gaande verkeersoverlast overweegt de Afdeling dat de wijze van ontsluiting niet uit het bestemmingsplan volgt. Weliswaar staan de voornemens van het college van burgemeester en wethouders op dit punt beschreven in de plantoelichting, maar deze maakt geen onderdeel uit van het wijzigingsplan en hieraan komt derhalve geen bindende betekenis toe. Het plan sluit de door appellanten gewenste ontsluiting via de Beuklaan derhalve niet uit. Het beroep van appellanten wordt aldus opgevat dat ten onrechte in het wijzigingsplan geen ontsluitingsroute is opgenomen en dat een ontsluiting via de Beuklaan in de rede ligt. Verweerder heeft zich in dit kader in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de toename van verkeer in de Jacoba van Beyerenlaan tengevolge van het wijzigingsplan zeer gering zal zijn. Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat het wijzigingsplan voorziet in de bouw van slechts twee woningen en een praktijkruimte, terwijl aannemelijk is gemaakt dat de praktijkruimte naar verwachting door slechts één bezoeker tegelijk wordt bezocht. Op grond van het vorenstaande is dan ook niet aannemelijk geworden dat het wijzigingplan leidt tot de door appellante gestelde ernstige verkeerstoename met verkeersonveiligheid dan wel -overlast, met verzakking van de Jacoba van Beyerenlaan als gevolg. Hierbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat niet aannemelijk is geworden dat vrachtauto's die de kaashandel aan de Beuklaan bezoeken, over de brug naar de Jacoba van Beyerenlaan zullen rijden. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de mogelijke ontsluiting via de Jacoba van Beyerenlaan hoeft te worden uitgesloten in het plan.
Ten aanzien van het bouwverkeer is gebleken noch aannemelijk geworden dat zich daardoor verzakking van de straat dan wel verzakking van de woningen zal voordoen en dat als gevolg daarvan wateroverlast zal ontstaan. Daarbij is van belang dat de aanvoerroute naar het plangebied, vanwege het feit dat bouwverkeer over de brug niet mogelijk is, niet langs de Jacoba van Beyerenlaan loopt doch langs de Beuklaan. In dit kader is voorts van belang dat aannemelijk is dat bouwverkeer beperkt zal zijn nu de aanvoer van het bouwmateriaal geconcentreerd zal plaatsvinden en het materiaal vervolgens in het plangebied kan worden opgeslagen.
2.6.5. Artikel 13 van de planvoorschriften van het dorpsvernieuwingsplan, ziet op de gronden met de bestemming "Woningen". Onderdeel b van het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op reeds op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan bestaande woningen binnen het plangebied en ziet niet op nieuw te bouwen woningen. Dit bezwaar van appellanten faalt derhalve.
2.6.6. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep van [appellanten] is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Neuwahl
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2005