ECLI:NL:RVS:2005:AU5846

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200508372/1 en 200508372/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H. Troostwijk
  • J.H. Roelfsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor parkeergarage en woningen in Deventer

In deze zaak gaat het om een bouwvergunning die op 22 december 2004 door het college van burgemeester en wethouders van Deventer is verleend aan de besloten vennootschap de Ontwikkelingscombinatie Boreelkazerneterrein Beheer B.V. voor de bouw van een parkeergarage, winkels, bijeenkomstruimten en woningen aan de Kazernestraat/Verzetslaan in Deventer. De appellante, Plus Retail B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van 1 juni 2005, waarin het college de bouwvergunning voor een gewijzigd bouwplan heeft verleend. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft het bezwaar van appellante op 27 september 2005 ongegrond verklaard, wat leidde tot hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft op 4 november 2005 uitspraak gedaan. De Voorzitter heeft de zaak behandeld op 27 oktober 2005, waarbij zowel de appellante als de vertegenwoordigers van het college en de Ontwikkelingscombinatie aanwezig waren. De Raad oordeelde dat appellante niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat haar voornemen om een supermarkt te exploiteren niet voldoende concreet is. De voorzieningenrechter had terecht het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard.

Het hoger beroep van appellante is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200508372/1 en 200508372/2.
Datum uitspraak: 4 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap Plus Retail B.V., gevestigd te De Bilt,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/878 EN AWB 05/1363 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 september 2005 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer (hierna: het college) een bouwvergunning eerste fase verleend aan de besloten vennootschap de Ontwikkelingscombinatie Boreelkazerneterrein Beheer B.V. (hierna: de Ontwikkelingscombinatie) voor het bouwen van een parkeergarage, winkels, bijeenkomstruimten en woningen op een perceel gelegen aan de Kazernestraat/Verzetslaan, kadastraal bekend gemeente Deventer, sectie E nr. 10871 (G), E nr. 11024 (G).
Bij besluit van 19 april 2005 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 1 juni 2005 heeft het college aan de Ontwikkelingscombinatie een bouwvergunning eerste fase verleend voor het gewijzigd uitvoeren van het bij besluit van 22 december 2004 vergunde bouwplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt bij brief van 7 juni 2005.
Bij uitspraak van 27 september 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de voorzieningenrechter) het tegen het besluit van 19 april 2005 door appellante ingestelde beroep, dat ingevolge artikel 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geacht wordt mede te zijn gericht tegen het besluit van 1 juni 2005, ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak, voorzover thans van belang, heeft appellante bij brief van 30 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij deze brief heeft appellante de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 24 oktober 2005 heeft de Ontwikkelingscombinatie een nader stuk ingediend.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 oktober 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. J. Hiemstra, advocaat te Delft, en het college, vertegenwoordigd door A.G.J. Polman en drs. ing. M.P. Schipper, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen.
Voorts is verschenen de Ontwikkelingscombinatie, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. M. Bekooy, advocaat te Enschede.
2.    Overwegingen
2.1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2.    Appellante betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het college haar tegen het besluit van 19 april 2005 gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt.
2.2.1.    Dit betoog faalt. Appellante heeft gesteld de Plus supermarkt aan de Beestenmarkt, welke momenteel in aanbouw is, te zullen gaan exploiteren. Daartoe heeft zij een brief van 10 augustus 2004, behorende bij de huurovereenkomst voor deze locatie tussen WOS B.V. en Plus Vastgoed B.V. overgelegd, waarin staat dat de feitelijke exploitatie zal plaatsvinden door appellante. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 29 januari 1996, met no. H01.95.0101, Gst 1996, 7040, 5, heeft overwogen is een voornemen zonder begin van uitvoering onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een voldoende concreet belang dat rechtstreeks bij het besluit is betrokken.
Appellante kan evenmin worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb, nu, anders dan appellante betoogt, uit het karakter van de Plus organisatie en haar statuten niet kan worden afgeleid dat appellante een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang heeft. Dat alle Plus supermarkten een exclusief leveringscontract met appellante hebben en een formule wordt geleverd voor marketing & sales is daartoe niet toereikend.
De voorzieningenrechter is dan ook met recht tot de conclusie gekomen dat het college het door appellante gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.     Gelet op het voorgaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.6.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Roelfsema
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2005
444.