ECLI:NL:RVS:2005:AU4971

Raad van State

Datum uitspraak
26 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200501153/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en vrijstelling door college van burgemeester en wethouders van Wijchen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Wijchen om vrijstelling en een bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk veranderen van een garage/berging op een perceel in Wijchen. Het college had op 24 november 2003 besloten om deze vergunning niet te verlenen, waarna appellanten bezwaar maakten. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond op 13 april 2004. De rechtbank Arnhem bevestigde deze beslissing op 29 december 2004, waarop appellanten hoger beroep instelden bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 12 juli 2005. De aanvraag om bouwvergunning was ingediend ter legalisering van een hogere nokhoogte van de garage, die in strijd was met het bestemmingsplan "Dorpshart Balgoij". De rechtbank had geoordeeld dat het college bevoegd was om te beslissen op het verzoek om vrijstelling, maar appellanten betoogden dat dit niet het geval was. De Raad van State oordeelde dat het college inderdaad niet bevoegd was om vrijstelling te verlenen op basis van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), omdat er al andere vrijstellingsmogelijkheden bestonden.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze betrekking had op de weigering van de vrijstelling. De Raad herroept het besluit van het college van 24 november 2003 en verklaart het beroep van appellanten gegrond. De gemeente Wijchen werd gelast om het griffierecht aan appellanten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 26 oktober 2005.

Uitspraak

200501153/1.
Datum uitspraak: 26 oktober 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1085 van de rechtbank Arnhem van 29 december 2004 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijchen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijchen (hierna: het college) geweigerd aan appellanten vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk veranderen van een garage/berging op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 13 april 2004 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 december 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 4 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 7 februari 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 27 april 2005 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant en van het college. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2005, waar appellanten in persoon, bijgestaan door E.T. Theunissen, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.A. Rinsampessy, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De aanvraag om bouwvergunning is ingediend ter legalisering van een in afwijking van een op 28 april 2003 verleende bouwvergunning gerealiseerde hogere nokhoogte van de garage.
2.2.    Ingevolge het bestemmingsplan "Dorpshart Balgoij" geldt ter plaatse de bestemming "Woondoeleinden". Ingevolge artikel 5, lid 5.3.4, onder b, van de planvoorschriften, mag de bebouwingshoogte van bijgebouwen ten hoogste 4,5 m bedragen.
Niet in geschil is, dat de garage, die een nokhoogte heeft van 4,95 m, met deze bepaling in strijd is.
2.3.    In hoger beroep is uitsluitend aan de orde de weigering van het college om vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO). De weigering van het college om vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de WRO, is thans niet meer in geschil.
2.4.    Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet bevoegd was om te beslissen op het verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO.
2.5.    Dit betoog slaagt, zij het op andere gronden dan appellanten hebben aangevoerd.
Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen, bij uitspraak van 21 januari 2004, in zaak no.
200303592/1, valt uit de tekst van artikel 19, eerste lid, van de WRO, af te leiden dat als op grond van artikel 19, tweede of derde lid, van de WRO vrijstelling kan worden verleend, vrijstelling uit hoofde van artikel 19, eerste lid, van de WRO niet aan de orde is. Ook uit de Nota van Wijziging (TK 1997-1998, 25 311, nr. 7) blijkt dat door de wetgever is beoogd in dat geval de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen uitsluitend aan het college toe te kennen.
Niet bestreden is, dat het bouwplan een bijgebouw bij een woongebouw in de bebouwde kom betreft, als bedoeld in artikel 20, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1, van het Besluit op de ruimtelijke ordening, waarvoor met toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO vrijstelling kan worden verleend. Dat die vrijstelling in dit geval is geweigerd omdat het bouwplan niet past binnen de door het college ter invulling van die bevoegdheid vastgestelde beleidsregels, laat onverlet dat voor de in artikel 19, tweede of derde lid, van de WRO bedoelde gevallen géén vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO kan worden verleend. Het college was reeds om die reden niet bevoegd om toepassing te geven aan artikel 19, eerste lid, van de WRO, zoals het heeft gedaan.
Aan het betoog van appellanten dat ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar de bevoegdheid vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO niet door de raad aan het college was gedelegeerd, wordt gelet op het vorenstaande niet meer toegekomen. Dit geldt evenzeer ten aanzien van het betoog van appellanten dat de rechtbank heeft miskend dat het college de weigering om vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO te verlenen onvoldoende heeft gemotiveerd.
2.6.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voorzover daarbij in stand is gelaten de weigering vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren voorzover het was gericht tegen de weigering om vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO te verlenen, en de bestreden beslissing op bezwaar van 13 april 2004 in zoverre vernietigen. De Afdeling zal voorts het primaire besluit van 24 november 2003 herroepen, voorzover het college daarbij heeft geweigerd vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO te verlenen.
2.7.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 december 2004, kenmerk: AWB 04/1085, voorzover betrekking hebbend op de weigering vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wijchen van  13 april 2004, kenmerk: 03/13968, voorzover het de weigering vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO betreft;
V.    herroept het besluit van 24 november 2003, voorzover het college daarbij heeft geweigerd vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO te verlenen;
VI.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
VII.    gelast dat de gemeente Wijchen aan appellanten het door hen voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 341,00 (zegge: driehonderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven    w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2005
218-422.